Posts tonen met het label Amsterdam. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Amsterdam. Alle posts tonen

zondag 19 juni 2011

Sofware bedrijf Sofa verruilt Amsterdam voor Silicon Valley. Is dat erg?


Gelezen in NRC Handelsblad 18/19 juni 2011

In NRC dit weekend een verhaal over Sofa, een Amsterdamse software start-up die Amsterdam West verruilt voor Silicon Valley. Zes jaar geleden begonnen een stel ambitieuze jongens software te ontwikkelen. De kracht van het bedrijf: creativiteit en een artistieke touch, gekoppeld aan technische skills. Facebook ziet die combinatie blijkbaar wel zitten, en zet de mensen van Sofa in om Facebook mooier en beter te maken. Sofa zit nu nog in een bedrijfspand in Amsterdam West, ‘tussen een islamitische slager en een luidruchtige huisbaas’. Het bedrijf wordt niet overgenomen: de werknemers en oprichters gaan in loondienst werken bij Facebook, waar ze gaan werken aan nieuwe designs. Ze verhuizen allemaal naar Silicon Valley.

Als je het negatief bekijkt zou je kunnen zeggen: Amsterdam verliest een prachtig bedrijf, en een stel ondernemende kenniswerkers. We leggen het af tegen de Valley. Softwarebedrijven in Nederland halen nooit het level van Facebook, Google en Apple, maar blijven klein of worden in de kiem opgekocht. Het moet blijkbaar zo zijn.

Aan de andere kant: Het verhaal laat maar weer eens zien hoe sterk de creatieve software industrie in Amsterdam eigenlijk is. Bedrijven als TomTom en Layar zijn wereldmerken, en de stad huisvest vele kleinere maar hoogwaardige spelers in gaming en software. Amsterdam biedt een perfect ecosysteem voor de gouden combinatie van talent, technologie, ondernemerschap, creativiteit en design, en elke keer ontstaan weer nieuwe pareltjes.  Geen probleem als er af en toe een bedrijf vertrekt. Sterker nog: een verhuizing als deze versterkt de internationale reputatie van de stad en leidt tot vele nieuwe interessante netwerken.

Het kan altijd beter natuurlijk. Een van de oprichters, Koen Bok, zet zich in voor Appsterdam, een initiatief om de Amsterdamse software industrie een internationale allure te geven. Hij pleit ook voor het ondersteunen van jonge start-ups (‘wat vroege angel investors hadden geen kwaad gekund’).

Hoe dan ook: voor de jongens (en meisjes?) van Sofa begint een ‘American Dream’, en laten we hopen dat het ze goed gaat.

woensdag 23 maart 2011

Hoe ontwikkel je een economische strategie voor een regio? Amsterdam vs Helsinki





Stedelijk regio’s in de hele wereld zoeken naar manieren om hun economisch beleid te vernieuwen. Meer samenwerken is het devies, om mee te kunnen in de kenniseconomie. In de eerste plaats tussen gemeenten in dezelfde stedelijke regio (elkaar beconcurreren heeft weinig zin maar gebeurt maar al te vaak), maar ook tussen bedrijfsleven, overheid en onderwijs/onderzoeksinstellingen.

Maar hoe pak je zoiets eigenlijk aan?

De Metropoolregio Amsterdam (inclusief o..a Haarlem, Schiphol en Almere) heeft, na stevige kritiek van de OESO op de regionale kenniseconomie, de EDBA opgericht, in goed Nederlands de Economic Development Board Amsterdam.  Deze board staat onder leiding van de burgemeester van Amsterdam, en verder zitten alle regionale ‘hotshots’ uit overheid, kennisinstellingen en bedrijfsleven erin. Er zijn zeven sectoren geselecteerd, waar de regio in moet gaan uitblinken: de creatieve industrie, life sciences, flowers & food, handel & logistiek, zakelijke dienstverlening, en congressen & toerisme. Alles dus eigenlijk. Voor elke sector wordt nu een strategie uitgewerkt, onder leiding van een ‘trekker’ uit de betreffende sector (meestal de directeur van een groot bedrijf), en per sector moet er ook een onderwijs- en onderzoeksagenda komen. Er is een aparte groep die voorstellen uitwerkt voor de ‘humuslaag’, de stedelijke omgeving waar innovatie tot bloei kan komen.
Ik zie het als winst dat zoveel partijen samen bezig zijn met de economische strategie van de regio. Het is hard nodig en had natuurlijk al veel eerder moeten gebeuren. Spannend waar de groepen eind deze maand (want dan moet hun verhaal al af zijn) mee komen. Of het veel gaat opleveren? Ik zie een aantal risico’s en zwakke punten. Er is erg weinig focus, iedereen praat en doet mee. Dan krijg je al snel dat gevestigde belangen hun eigen prioriteiten sterk naar voren proberen te brengen, zonder dat er echt samenhang ontstaat. Ik mis ook een heldere visie en analyse op wat een grootstedelijke regio nu eigenlijk innovatief en dynamisch maakt, en daar zou het toch mee moeten beginnen. Een ander risico is het gebrek aan slagkracht. Als er een strategie ligt, wie gaat ‘m dan uitvoeren? Er is niet echt een uitvoeringsorganisatie. En: Voor elk van de gekozen speerpunt-sectoren zou je de vraag moeten stellen: Waar houdt de verantwoordelijkheid van de overheid op en begint die van de kennisinstellingen en het bedrijfsleven? Welke duurzame prikkels krijgen partijen om echt gezamenlijk op te trekken? Ook gaat het proces wel erg snel: ik ben bang dat een half jaar te kort is om te komen tot een echt goed doordachte en breed gedragen strategie die ook nog echt verschil gaat maken.

Helsinki

In Helsinki hebben ze al veel langer ervaring met dit soort werk. In 2004 lag er al een innovatie-agenda voor de hele regio (daarvoor vochten gemeenten in de regio elkaar de tent uit), en vorig jaar werd de nieuwe strategie gepresenteerd: 'Prosperous Metropolis: a competitiveness strategy for the Helsinki Region’. Het is een product van de drie grote gemeenten in de regio: Helsinki, Espoo, Vantaa. Opvallend: Men is geheel van de sectorale benadering afgestapt. Het gekozen devies is heel eenvoudig: Creëer gezamenlijk een omgeving waar innovatie kan floreren. Dan komen de bedrijven, mensen en sectoren vanzelf ook.  Er is gekozen voor vier punten waar de regio zichzelf echt moet
 verbeteren en waar de overheid ook belangrijke sturende  mogelijkheden heeft:

1. Improving top-quality education
2. Building good quality of life
3. Strengthening user-driven innovation
4. Internationalisation

Voor elk van de punten zijn hele concrete acties bedacht, en er is duidelijk afgesproken wie welke actie gaat uitvoeren. De doelstellingen zijn helder en meetbaar, en de voortgang wordt systematisch gemonitord. Er is meteen ook een convenant met de nationale overheid gesloten. Finse daadkracht waar we wel wat van op kunnen steken!

vrijdag 18 maart 2011

Leegstand kantoren: Wie betaalt de rekening?


De leegstand van #kantoren is enorm. In #Amsterdam 20%, in sommige delen zelfs 40%. En het ziet er niet naar uit dat het beter wordt: integendeel. De vraag daalt door de  crisis, en het ‘nieuwe werken’; er is simpelweg minder kantoorruimte nodig per werknemer. En de afgelopen 10 jaar is enorm veel bijgebouwd, in heel Nederland maar vooral in Amsterdam. Er is een oude economische wet die zegt: als er weinig vraag is en heel veel aanbod dan…. daalt de prijs. En wat gaat dat betekenen? De waarde van al die duizenden kantoren zal gaan dalen, en dat gaat om vele miljarden. Wie is daarvan de dupe? Wie voelt de pijn in de portemonnee? En wat betekent dat voor de stad, zijn er misschien ook voordelen? Samen met Pepijn Verpaalen doe ik onderzoek naar de consequenties van leegstand. We gaan cijfers en feiten verzamelen, en praten met belanghebbenden: Beleggers, banken, projectontwikkelaars, de gemeente. Na de zomer organiseren we een seminar over het onderwerp.
Een paar vroege observaties/analyses en vragen tot nu toe:

Sommige investeerders zullen niet meer aan hun verplichtingen kunnen voldoen, vooral als ze slecht verhuurbare kantoren hebben gekocht met geleend geld, op basis van een te optimistisch ingeschatte bezettingsgraad en een hele lage rente (goedkoop geld!).  Als ze omvallen, hebben de banken bij wie ze geleend hebben een probleem (en veel banken hebben sowieso al problemen genoeg!). Hoe zwaar zitten pensioenfondsen er eigenlijk in?

Veel panden lijken veel te hoog gewaardeerd op de balansen van de eigenaars. Accountants verschuilen zich achter taxateurs, en die zijn weer niet altijd even onafhankelijk (hun opdrachtgever zit niet te wachten op forse afboekingen). Wat zal er gebeuren als grote spelers echt gaan afwaarderen op basis van reële waarde?

Paul Oudeman (kantorenloods Amsterdam) hanteert de 20-20-60 regel. Van de leegstaande kantoren kan 20% worden herontwikkeld als kantoor dat beter aansluit bij de huidige vraag, voor 20% is een andere enigszins rendabele bestemming te vinden, en 60% is kansloos en moet gesloopt. Dat is gigantisch.

De huren zijn aan het dalen. Sommige banken verplaatsen activiteiten van de Zuidas naar Zuidoost omdat het daar goedkoop is. Wat betekent dat voor Amsterdam en m.n. het concept van de Zuidas als financiële toplocatie van Nederland?

Investeerders, beleggers en beheerders houden van simpel: Veel vierkante meters verhuren aan grote partijen, via langlopende contracten.  Maar de markt verandert. Er komen juist meer kleinere huurders die flexibele contracten willen. Dat betekent dat de transactiekosten omhoog gaan; andere beheersconcepten zijn nodig. Welke partijen springen in het gat?

Wat gebeurt er als de kantoorhuren huren echt dramatisch lager worden? Gaan al die ZZP-ers dan toch een maar kantoor huren in Zuidoost of West? Krijgen we Berlijnse toestanden, met rave-parties in kantoorwoestijnen?

De triomf van de stad!


De triomf van de stad (1)

In zijn nieuwe boek ‘Triumph of the City’ zingt Ed Glaeser de lof op de stad. De stad is de bron van welvaart, de beste uitvinding van de mensheid.  De hoge dichtheid van een stad leidt tot meer samenwerking en vernieuwing, en brengt  economische dynamiek en ondernemerschap. Bovendien zijn steden milieuvriendelijk: stedelingen verbruiken veel minder energie omdat ze in kleinere huizen wonen en vaker met het OV reizen, en minder autokilometers maken. De stad heeft de toekomst.

Een paar interessante inzichten uit het boek:

1. Veel aantrekkelijke steden (bijvoorbeeld Boston, New York, Parijs, of regio’s zoals Californie) zijn heel duur. Dat komt deels omdat het dynamische plekken zijn waar veel mensen willen wonen (de vraagkant), maar ook door veel te restrictieve regelgeving., waardoor er weinig tot niks mag worden bijgebouwd. Daarmee wordt schaarste gecreëerd, die de prijzen opdrijft. Dat leidt ertoe dat alleen de elite er nog kan wonen. De middenklasse verhuist massaal naar de buitenwijk. Dat is niet alleen slecht voor het milieu, maar het remt ook de economische groei want: hoge dichtheid leidt tot meer innovatie, volgens Glaeser. Vraag aan Glaeser: Moet Amsterdam hoogbouw toestaan in de grachtengordel?

2. De overheid voert, onbewust, een anti-stedelijk beleid. De hypotheekrenteaftrek bijvoorbeeld  stimuleert mensen om een eigen huis te kopen en bevordert daarmee de trek uit de stad. Want in de stad zijn vooral huurwoningen. En: Als de overheid het ‘de vervuiler betaalt’ (een CO2 heffing bijvoorbeeld) principe zou toepassen, zou wonen in een buitenwijk veel duurder worden. Maar dat gebeurt niet.

3. De laatste decennia zijn veel middenklasse Amerikanen verhuisd naar zuidelijke steden als Atlanta, Houston en Dallas. Waarom? Enerzijds vanwege de zachte winters (de erg hete zomers zijn niet erg dankzij de airco). Maar ook omdat die steden nauwelijks bouwrestricties kennen. Er zijn veel huizen gebouwd, waardoor de prijs laag kon blijven.

4. Stadsbesturen moeten investeren in mensen, niet in stenen. Krimpsteden maken de fout om nieuwe gebouwen (of musea, attracties) neer te zetten, en dan te denken dat daardoor de groei wordt bevorderd. Maar als er geen vraag is, werkt dat niet. Bouwt Rotterdam eigenlijk niet teveel? Veel beter is het om kleinschalig  ondernemerschap te stimuleren, en te investeren in scholing van mensen.

5. Jane Jacobs had gelijk dat diversiteit belangrijk is voor de economische vitaliteit van de stad. Een groot inzicht, zeker in die tijd. Maar ze krijgt ook een veeg uit de pan van Glaeser. Haar pleidooi voor het behoud van oude gemengde stadswijken in de centra (en daarmee tegen sloop en hoogbouw) is conservatief. Het leidt ertoe dat zulke wijken extreem duur worden, en suburbanisatie juist bevorderen. Hoogbouw is juist goed! Maar dan wel goede hoogbouw, met een dynamisch ‘streetlife’ zoals in Hongkong of New York.

Later meer... 

maandag 1 november 2010

Gelezen in Financial Times: etnische zuiveringen in Londen (en Amsterdam?)


Het gebeurde in Parijs en Amsterdam: de herwaardering van de binnenstad dreef de prijzen op. Iedereen wil er wonen, en nu kunnen alleen de rijken (meestal wit) het zich nog permitteren. De historische binnensteden van Amsterdams en Parijs zijn het permanente domein geworden van de welgestelde elite, en een consumptiespeeltuin voor buitenlandse toeristen en dagjesmensen (dat gaat overigens lang niet altijd goed samen, vraag het bijvoorbeeld Youp van ‘t Hek). De armen zijn langzaam maar zeker naar de marge verdreven: Amsterdam West,  Clichy-sous-Bois.
Londen was altijd een beetje anders: geen aaneengesloten historische binnenstad; altijd al meer een ongeplande mix van arm en rijk, peperdure appartementen en chique winkelstraten vlak naast straatarme wijken. Maar dat gaat misschien veranderen, want de nieuwe Britse regering gaat het woonbeleid veranderen. Huursubsidies gaan omlaag en er komt meer ruimte voor de markt. Onvermijdelijk gevolg: een snellere gentrificatie van Londen. De burgemeester, Boris Johnson (ook een conservatief) wil dat niet, en is de strijd met Cameron aangegaan.  Hij vergeleek de effecten van de nieuwe maatregelen met etnische zuiveringen op de Balkan in de jaren ’90. Enigszins overdreven, maar Johnson heeft wel een punt: hij vreest dat de vernieuwingskracht van Londen achteruit zal gaan wanneer er alleen nog maar gearriveerde types wonen. Wordt Londen een tweede Parijs: een schitterend museum en consumptieparadijs, omringd door enorme woonwijken vol met gefrustreerde immigranten? Ook in Amsterdam is er ook al heel wat gezuiverd: de Jordaan, de Pijp, nu de Indische buurt, en wie weet wat nog volgt.
Welvaartsgroei en kenniseconomie maken steden nog aantrekkelijker als werkplek,  handelscentra en consumptieparadijzen (we even een steeds groter deel van ons inkomen uit aan luxe en leisure, waar steden het patent op hebben). De prijzen zullen verder stijgen, de gentrificatie zal onverminderd doorzetten.
Kan dat zomaar ongestraft? Diversiteit is juist wat steden juist zo leuk, bruisend en vernieuwend maakt, maar de markt creëert die diversiteit niet uit zichzelf.
Corporaties hebben steeds minder prikkels om goedkope woningen te bouwen, de overheid heeft geen cent meer en is de komende jaren niet in de positie om grote eisen te stellen. Waar komen we uit?

donderdag 28 oktober 2010

Google heeft 30 miljard, Amsterdam heeft niks

Ik las in de Financial Times dat Google zo'n 30 miljard dollar op de bank heeft staan. 30 miljard! Dat is 2x het bedrag dat het nieuwe kabinet in de komende 4 jaar moet bezuinigen. Aandeelhouders zeuren natuurlijk dat ze meer dividend willen, maar daar willen de oprichters Larry Page and Sergey Brin niet aan. Zij investeren dat geld liever in nieuwe dingen (dat is trouwens ook niet slecht voor de beurskoers).

De strategie is nu om in zoveel mogelijk nieuwe projecten en bedrijven te stappen, en dan maar kijken wat er werkt. Het mag ook heel gewaagd en risicovol zijn. Interessant is dat Google duurzaamheid als supergroeimarkt ziet. Het bedrijf investeert bijvoorbeeld mee in een gigantisch windpark in de Atlantische oceaan, omdat het verwacht dat de fossiele brandstoffen zo duur zullen worden dat windenergie op termijn rendabel wordt (en het is goed voor het imago want Google staat bekend als supergrootverbruiker met al die servers). Ook investeren ze in nieuwe duurzame transitsystemen voor steden. Die berg geld maakt het voor Google mogelijk om er een lange-termijn visie op na te houden en daar vervolgens ook echt werk van te maken. Google staat hier niet alleen, ook andere rijke bedrijven kijken ver buiten hun eigen sector en in de verre toekomst, en zijn niet vies van risico's.

Wat doen onze ‘cash-strapped’ steden met dit gegeven? Bedrijven willen investeren in nieuwe projecten, die pas over vele jaren geld gaan opleveren. Doet Amsterdam interessante proposities? Zet de stad alles op alles om hier dingen mogelijk te maken, nieuwe concepten uit te proberen, nieuwe futuristische duurzame projecten te bedenken en uit te voeren? Volgens mij kijkt Amsterdam (en de AIM) nog steeds vooral naar Den Haag , maar daar zijn de potjes toch echt heel leeg. Wordt het niet eens tijd voor een goed voorbereide handelsmissie van Van der Laan naar Googleplex, California?

dinsdag 23 maart 2010

OESO: Amsterdam niet klaar voor de kenniseconomie

De OESO heeft een analyse gemaakt van de rol van het hoger onderwijs (HBO en WO) in de regio Amsterdam. De studie maakt deel uit van een reeks vergelijkbare studies in steden en regio’s over de hele wereld.

Er worden harde noten gekraakt, waar het nieuwe college van Amsterdam haar voordeel mee kan doen. De belangrijkste conclusies: Amsterdam lijdt aan de zgn ‘Dutch paradox’: er wordt voortreffelijk onderzoek gedaan, maar het leidt niet of nauwelijks tot nieuwe producten , diensten of technologieën waarmee geld verdiend kan worden. Er is geen breed gedeelde visie op de rol van het hoger onderwijs in het regionale innovatie systeem, en er is geen lange-termijn strategie. En daardoor laat de regio kansen liggen. En die zijn er zeker, want Amsterdam beschikt over een hoogwaardige kennisinfrastructuur en een sterke economische basis.

De universiteiten staan met hun rug naar de stad

Universiteiten zijn bezig met de creatie van ‘focus en massa’ door bestaande onderzoeksgroepen die goed scoren verder te versterken, zonder te kijken naar de (kennis)vraag op de markt of mogelijkheden tot synergie met het regionale bedrijfsleven. De OESO-onderzoekers adviseren terecht om een betere afstemming te zoeken tussen de economische kracht van Amsterdam –die ligt vooral in de creatieve industrie en de zakelijke dienstverlening- en de speerpunten van de universiteiten en hogescholen. De universiteiten doen wel hun best om kennis te commercialiseren: ze hebben bureaus voor kennistransfer opgezet, en creëren steeds meer mogelijkheden voor spin-off bedrijven. Maar het is nog te weinig, te kleinschalig en onvoldoende professioneel. De HBO’s komen er iets beter vanaf: ze zijn sterker verbonden met de regio. De instelling van lectoraten wordt toegejuicht, maar het is nog te vroeg om conclusies te trekken. De commissie waarschuwt wel alvast dat HBOs, ook in hun onderzoek, zich vooral moeten richten op praktijkgericht onderzoek en de verleiding tot ‘academic drift’ moeten weerstaan.

Het rapport ontbeert m.i. wel een diepgaande analyse over de veranderende rol van kennisinstellingen. In de huidige kenniseconomie spelen kennisinstellingen een cruciale rol, maar tegelijk zijn ze het monoplie op kennisontwikkeling kwijt (voor zover ze dat ooit hadden). Het bedrijfsleven is een belangrijke kennisleverancier geworden (want alleen met voortdurende innovatie valt nog geld te verdienen). Dat betekent dat het lineaire model van kennisoverdracht (éénrichtingsverkeer van kennis, van universiteit naar bedrijfsleven) niet meer werkt. En ook voor de onderwijsmarkt heeft de kenniseconomie grote gevolgen: Er is de afgelopen decennia een enorme private scholings- en trainingsindustrie ontstaan, die inspeelt op de behoefte van het bedrijfsleven en (semi)publieke sector om kennis te delen en mensen voortdurend bij te scholen. Wat betekent dat voor hogescholen en universiteiten?

Internationalisering?

Ook op het gebied van internationalisering is de OESO-commissie weinig lovend over de hoofdstedelijke kennisinstellingen. Letterlijk spreekt de commissie van ‘a relative failure of higher education institutes to amplify their internationalisation strategy’ (p. 13). Ten eerste komen er relatief weinig buitenlandse studenten naar Amsterdam. Amsterdam, dat zich graag afficheert als internationale stad, staat blijkbaar niet prominent op de kaart als plek om te komen studeren. En buitenlandse studenten zijn belangrijk voor een stad: ze brengen nieuwe impulsen en netwerken mee, en het zijn potentiële hoogopgeleide immigranten. Er is geen gecoördineerd beleid om Amsterdam meer op de kaart te zetten als internationale studentenstad. Dat is een gemiste kans, zeker gezien de hoeveelheid Engelstalige programma’s en aantrekkelijkheid van Amsterdam als stad. De UvA en de VU zijn nogal geschrokken en hebben direct 2,5 miljoen euro vrijgemaakt om beurzen (a raison de 20,000 Euro per student) te kunnen geven aan talentvolle Chinezen en Indiërs. Maar dat is wat al te gemakkelijk. De echte uitdaging is natuurlijk om zo goed te zijn dat buitenlandse studenten diep in de buidel willen tasten (of fondsen bij elkaar harken) om in Amsterdam te komen studeren!

Het Amsterdamse ad-hoc model voldoet niet meer. Om echt een topstad te worden is leiderschap nodig, en nieuwe sterke instituties die lijnen uitzetten, partijen duurzaam aan elkaar binden, en zorg dragen voor concrete acties. Eindhoven kan als lichtend voorbeeld dienen: daar hebben ze de Brainport Development opgericht, een ontwikkelingsmaatschappij nieuwe stijl, die zich richt iop het versterken van de kenniseconomie van de regio in brede zin: Het faciliteren van clusters, afstemmen van onderzoek en bedrijfsleven, maar ook city marketing, ontwikkeling van specifieke bedrijfsterreinen voor de kennisindustrie, en kennistransfer richting het MKB. De organisatie is sterk bemand, en wordt gedragen door alle kennispartners in de regio.

Een tip voor het nieuwe college: ga eens in Eindhoven kijken!

woensdag 7 oktober 2009

Het gaat niet goed met Amsterdam als zakenstad...

Het gaat niet goed met Amsterdam als zakenstad, zo lijkt het. In de nieuwste stedenranking van Cushman en Wakefield is Amsterdam gezakt van de 6e naar de 8e plek van ´best business cities in Europe´. In 1990 stond de hoofdstad nog op de 5e plaats, achter Londen, Parijs, Frankfurt en Brussel. Het onderzoek geeft geen objectief beeld, het meet de perceptie van 500 senior managers van grote Europese ondernemingen. Dat maakt het onderzoek niet minder relevant, want deze mensen nemen de beslissingen over investeringen.

Een paar opvallende uitkomsten van het onderzoek

-Amsterdam doet te weinig. Europese topmanagers hebben niet de indruk dat de stad zich erg inspant om het zakenklimaat te verbeteren. De vraag werd gesteld welke stad het meest doet om zich te verbeteren. Barcelona, Londen en Berlijn scoren hier hoog, en Amsterdam staat wat treurig in het rechterrijtje.

-Amsterdam heeft een goede arbeidsmarkt. De managers werd gevraagd wat de beste steden zijn om gekwalificeerd personeel te vinden? Amsterdam staat op de niet onverdienstelijke 5e plek, en is niet gezakt t.o.v. vorig jaar. Deze factor speelt volgens het onderzoek een belangrijke rol bij investeringsbelissingen. Maar de loonkosten zijn wel hard gestegen t.o.v. de concurrentie

-De kwaliteit van leven gaat hard achteruit in de stad, t.o.v. de concurrentie. Amsterdam zakt van de 8e naar de 12e plek in een jaar tijd. Toenemende irritatie over de sluiting van de belangrijkste musea? Afnemende tolerantie? Of zijn de concurrenten gewoon beter geworden? De beste drie steden op dit gebied zijn Barcelona, Geneve en Munchen.

-Amsterdam is nog altijd heel goed bereikbaar. Op externe verbindingen scoort de hoofdstad een 4e plek in Europa, natuurlijk vooral dankzij Schiphol. Over de interne bereikbaarheid zijn de managers wat minder te spreken, een achtste plek.

-Ondanks alle inspanningen staat Amsterdam niet vooraan als schone stad (‘free of pollution’), erger nog, de stad is gezakt van plek 8 naar plek 11 . De top vijf bestaat hier uit Oslo, Stockholm, Helsinki, Geneve en Zurich. Voor investeringsbeslissingen maakt deze factor niet zoveel uit.

Zorgwekkend: Topmanagers kennen Amsterdam veel minder als business location dan 20 jaar geleden. Toen kende 67% van de respondenten Amsterdam goed, nu nog maar 46%. Maar het wordt niet helemaal duidelijk wat dit cijfer nu precies betekent. Misschien wel iets om verder uit te zoeken.

Er staan ook wat vreemde uitkomsten in die ik niet geheel kan verklaren. Zo scoort Amsterdam opeens veel beter op belastingklimaat en financiele incentives, een stijging van de 12e naar de 7e plaats. Niet verkeerd natuurlijk, maar waarom?

Hier staat het hele rapport

http://www.europeancitiesmonitor.eu/wp-content/uploads/2009/10/ECM_2009_Final.pdf

woensdag 24 juni 2009

Eindhoven slimmer dan Amsterdam

Sind kort kunnen bedrijven die in de problemen zitten (en welk bedrijf zit dat niet) hun kenniswerkers op kosten van de staat detacheren bij universiteiten en andere kennisinstellingen (zie mijn vorige bericht). Een hele slechte regeling, maar wel aantrekkelijk voor bedrijven die R&D personeel in dienst hebben. Het idee voor de regeling is afkomstig uit het Eindhovense. Logisch, want daar zitten ook de meeste R&D bedrijven, maar toch: de Brabanders kregen het wel voor elkaar dat de minister flink haar portemonnee trekt: 180 miljoen! Het is een typisch staalje Endhovense lobby-power en organiserend vermogen. Meteen werd in de regio een grootscheepse campagne opgestart om bedrijven en kennisinstellingen op de regeling attent te maken. De Technische Universiteit en de hogescholen staan klaar om de kenniswerkers op te nemen. De Stichting Brainport (de aanjager van innovatie in de regio Eindhoven) brengt alle partners samen, organiseert voorlichtingsbijeenkomsten en treedt op als matchmaker (zie http://www.brainport.nl/). Daar zijn de Eindhovenaren meesters in: de regio heeft haar kenniseconomie goed georganiseerd. We kunnen er zeker van zijn dat een flink deel van de subsidies die kant opgaat.

Hoe anders is het in Amsterdam. Hier geen geco-ordineerde aanpak, geen voorlichtingsbijeenkomsten voor bedrijven en kennisinstellingen, geen lobby richting Den Haag, niks. Het is ieder voor zich en god voor ons allen. De AIM (‘Amsterdam Innovatie Motor’, ) houdt zich afzijdig, ondanks haar missie om ‘de toonaangevende positie van de regio Amsterdam in de kenniseconomie te helpen behouden en te versterken’. Ik heb de websites van de UvA, de VU en de Hogeschool van Amsterdam gecheckt: geen woord over de regeling, terwijl er toch ook voor kennisinstellingen wel wat te halen valt, zoals geld voor begeleiding, en jonge onderzoekers. Ook andere gremia (de kenniskring, Syntens) laten het afweten. En waarom heeft ‘Amsterdam’ eigenlijk niet geprobeerd om de regeling op te rekken zodat ook niet-technologische kennisbedrijven konden profiteren?

Het probleem is natuurlijk dat ‘Amsterdam’ niet bestaat. We hebben in de hoofdstad geen sterke club zoals het Eindhovense Brainport, die door alle regionale spelers wordt gedragen en gerespecteerd (en, niet onbelangrijk, van middelen wordt voorzien). Waarom eigenlijk niet? Wie het weet mag het zeggen.

donderdag 4 juni 2009

Is Nieuw West aantrekkelijk voor kennisbedrijven?

Wie denkt aan Amsterdam West denkt niet meteen aan de creatieve industrie. Maar die zit er wel, en groeit nog ook. Mieke Ruiter, student aan de HvA, onderzocht wat kennisintensieve bedrijven daar te zoeken hebben. Ze interviewde een aantal ondernemers in Osdorp, Slotervaart en Geuzenveld-Slotermeer.
Wat blijkt: West is helemaal zo gek nog niet volgens de geinterviewde ondernemers. Het is goedkoop, dicht bij het centrum van de stad, je kan er nog normaal parkeren, en het is groen. Er zitten een paar hotspots voor creatieve bedrijven (Garage Notweg in Osdorp, en Vliegbasis Huygens) die goed vol zitten. Dat werkt dus blijkbaar: maak een interessante, inspirerende plek waar creatieven kunnen clusteren. Alleen: Het imago van de buurt is niet best (zit jij daar..?) en criminaliteit blijft wel een probleem. Een modeontwerpster brengt haar stagiaires altijd naar het metrostation. ''Ik vind de wijk gewoon niet veilig". Bij een architect is binnen 2 jaar al 5x ingebroken. En ook het horeca-aanbod voldoet niet aan de wensen van deze hippe crowd. Turkse en Marrokaanse tenten genoeg, maar geen luxe koffiezaak of trendy lunchrooms te bekennen.
Toch is er groei: in Osdorp groeide de creatieve industrie in een jaar tijd met 31%, en dat is sneller dan in welk ander stadsdeel dan ook. Wel vanuit een kleine basis: Met 339 arbeidsplaatsen (Amsterdam totaal: ruim 32000) is de sector nog steeds erg klein. Ook de andere stadsdelen in West laten een flinke groei zien. Dat kon wel eens een teken zijn van gentrification: de opwaardering van een arbeiderswijk nabij het centrum. Is West de nieuwe Pijp of de nieuwe Jordaan? Nee, dat nog lang niet.
Merkwaardig is dat de ondernemers zich, ondanks het feit dat ze zich vaak lovend over West uitlaten, totaal niet bij de buurt betrokken voelen. Ook zijn ze niet of nauwelijks op de hoogte van de plannen om het gebied te upgraden. Er wordt enorm geinvesteerd in duurdere woningen (huur en koop) en het aantal goedkope huurwoningen gaat omlaag. Tegelijk ervaren de ondernemers wel dat de buurt er in hoog tempo op vooruit gaat. Ze zijn positief over de toekomst van Amsterdam West, ook voor kennisintensieve bedrijvigheid.

Mieke Ruiter concludeert dat de stadsdelen meer zouden kunnen doen om bedrijven (met name kennisbedrijven) te informeren over de stadsvernieuwing. En ze zouden moeten nagaan of er meer hippe horeca naar West zou kunnen komen. Maar waarschijnlijk komt die wel vanzelf als de creatieve sector verder doorgroeit.

Hoe innovatief zijn Amsterdamse dienstverleners

Twee studenten van de Hogeschool van Amsterdam (Dewi en Shanta Werkhoven) zochten uit hoe innovatief Amsterdamse bedrijven zijn. Ze deden een onderzoek onder 142 bedrijven, met name in de zakelijke dienstverlening. Voor de verandering keken ze nu eens niet naar technische innovaties en R&D uitgaven (dat is al zo vaak gedaan) maar vooral naar de softe kant van innovatie. Vernieuwing is mensenwerk, en vaak loopt het stuk op gebrekkige communicatie, een conservatieve bedrijfcultuur, of omdat mensen domweg niet in de gelegenheid worden gesteld om met iets nieuws te komen of zichzelf te ontwikkelen. Inmiddels staat vast dat 75% van het innovatiesucces van een bedrijf wordt bepaald door sociale innovaties zoals slimmer werken en managen, talentontwikkeling en organisatie (zie Volberda, Van den Bosch en Jansen, 2006). Wat doen bedrijven om goede ideen bij hun werknemers naar boven te halen en er ook iets meet te doen? Mogen werknemers risico's nemen en fouten maken (al doende leert men); weet het management waar ze naartoe wil?

Uit het onderzoek blijkt dat de Amsterdamse dienstverleners het lang niet slecht doen. Op veel indicatoren scoren ze goed. Bijvoorbeeld: meer dan 80% van de bedrijven ziet met maken van fouten vooral als leerproces. In ruim 70% van de bedrijven is levenslang leren de norm; Meer dan 80% werkt hoofdzakelijk in teamverband, vaak interdisciplinair, en bijna alle bedrijven verzamelen structureel ideeen van werknemers en doen er ook wat mee.
Veel bedrijven zitten wel vast in een rigide organisatiecultuur. Bij meer dan de helft van de bedrijven liggen de werkzaamheden vast in gedetailleerde functe- en taakomschrijvingen (nier erg bevorderlijk voor 'out of the box' denken) en ook regels en procedures staan vernieuwingen nogal eens in de weg.

Natuurlijk kleven er nadelen aan zo'n onderzoek. Het blijft bijvoorbeeld onduidelijk wat het verband is tussen deze factoren en waar het allemaal om gaat bij een bedrijf: tevreden klanten, meer winst, meer omzet, een groter marktaandeel.

Amsterdamse arogantie en crisis
De studenten stelden nog een paar leuke en actuele vragen. Een over de vermeende Amsterdamse arrogantie: Vindt u dat Amsterdamse bedrijven in uw branche innovatiever zijn dan bedrijven elders? 33% dacht van wel....
En dan nog de crisis. Blijven bedrijven innoveren in deze barre tijden? Een kleine minderheid doet een stap terug (17%), de meesten blijven constant (47%), en 36% gaat juist meer innoveren! Op de langere termijn zijn de ambities nog hoger: Meer dan de helft van de bedrijven verwacht de komende drie jaar meer aan innovatie te gaan doen. Crisis of niet.