donderdag 22 april 2010

De 50 meest innovatieve bedrijven ter wereld

Het blad Business Week komt elk jaar met een lijst van de 50 meest innovatieve bedrijven ter wereld. De lijst is gebaseerd op een survey onder topmanagers. Voor het eerst is de meerderheid van de top 50 niet afkomstig uit de VS. Opvallend in de lijst van dit jaar is de verdere opmars van Azië. Vooral China is een snelle stijger; vorig jaar stond alleen Lenovo nog in de lijst (op plek 46); dit jaar zijn daarbij gekomen BYD (8), Haier Electronics (27), Lenovo (29), China Mobile (44), en HTC (47) uit Taiwan. De Chinese groei gaat vooral ten koste van de Amerikanen. De volgende giganten verdwenen uit de lijst: AT&T, ExxonMobil, 3M, Johnson & Johnson, Southwest Airlines en Target. Ook andere opkomende landen zoals India en Brazilie doen het uitstekend. Er staan maar 11 Europese bedrijven in de lijst. Het beste Eruopese bedrijf staat pas op de 15e plek: Volkswagen. Nederlandse bedrijven komen de lijst niet voor.
Het innovatietempo gaat verder omhoog. 72% van de bedrijven zien innovatie als topprioriteit en 61% gaat meer aan innovatie uitgeven.

Hier staan de cijfers:

http://bwnt.businessweek.com/interactive_reports/innovative_companies_2010/?chan=magazine+channel_special+report

Patrick Lodiers gaat het beeld van de Bijlmer bijstellen

BNN voorzitter Patrick Lodiers was gisteren te gast bij DWDD om te vertellen dan hij voor 3 maanden in de Bijlmer is gaan wonen –met een camaraploeg- om te kijken hoe het leven daar nu echt is. Want het beeld dat wij er alemaal van hebben, daar klopt niks van. En het gaat natuurlijk hele mooie televisie opleveren. Zijn omroepvrienden Mathijs van Nieuwkerk en Felix Rottenberg hingen aan zijn lippen en staken hun bewondering niet onder stoelen of banken: dat je dat durft!. Felix vertelde dat hij zoiets trouwens al eens eerder had gedaan, maar eigenlijk nog veel beter: zonder camera’s, en dan in Amsterdam West, in de tijd van de opkomst van Fortuijn –toen was er echt iets aan de hand!- . En het was ook heel leerzaam geweest: Met de wijsheid van nu had hij toen de radicalisering van de moslims –culminerend in de moord op Theo van Gogh- in die buurt al zien aankomen.

De Bijlmer is dus echt heel anders dan wij allemaal denken! Lodiers had nog niet één schietpartij meegemaakt, en, nog veel aparter, sommige donkere mensen daar zijn zelfs ‘trots op Nederland’; dat zeiden ze tenminste tegen Rita Verdonk die een dagje bij Patrick te gast was geweest. De mensen leven daar nog echt op straat, als het mooi weer is. Je ziet wel groepjes hangjongeren die aan het dealen zijn maar dat hoort er gewoon een beetje bij daar, dat is de cultuur. Dat weet hij van BNN, want daar werken ook een paar van zulke mensen, die doen iets met rap. En dat je haar goedzit, dat is bij de mensen in Zuidoost echt heel belangrijk. De omroepvoorzitter vertelde honderduit, en ook hoe fijn het was dat hij als onafhankelijke journalist van zichzelf de mogelijkheid had gekregen om dit prachtige werk te mogen doen. Het komt goed met de Bijlmer, dat staat nu echt vast. Want Felix weet dat Zuidoost een soort unieke mengelmoes is van Kaapstad, New York en nog een paar steden en dat is echt uniek voor Nederland. Voor verdere kritische vragen was geen tijd want Patrick moest nog even reclame maken voor een ander belangrijk TV programma dat de jongerenomroep a.s. zondag voor het eerst gaat uitzenden. Nadat Toots Thielemans nog wat prachtige nummers had gespeeld vertrok iedereen weer lekker naar huis, in Amsterdam Zuid. Behalve Patrick natuurlijk, want die moet nog even.

woensdag 21 april 2010

De toekomst van het hoger onderwijs in Nederland

De Commissie Veerman heeft recent een uitstekende analyse gemaakt van het hoger onderwijs in Nederland, en concludeert dat het huidige stelsel niet toekomstvast is (zie link naar het rapport hieronder). Het voert te ver om de hele analyse samen te vatten maar ik vind het een knap stuk werk en deel de inhoud grotendeels. Dat gezegd hebbende pik ik er vier dingen uit die bij mij vragen oproepen.

1. De commissie houdt vast aan de waarde van het onderscheid tussen WO en HBO, en pleit ervoor dat universiteiten zich weer meer moeten gaan richten op onderzoek en academische vorming (weg met de massastudies waar nauwelijks een link met onderzoek is), en HBO instellingen op beroepsonderwijs. Het klinkt goed. Maar feitelijk komen nu verreweg de meeste universitaire studenten gewoon na hun studie in een beroep terecht, en niet in het onderzoek. Moeten al die studenten in de toekomst bij het HBO aankloppen? Dat zullen ze m.i. alleen willen als de status van HBO onderwijs beter wordt, en dat lukt alleen als de moeilijkheidsgraad flink omhoog gaat, studenten meer uitgedaagd worden, en het niveau van de docenten omhoog gaat. Ik acht de meeste HBO-instellingen daartoe voorlopig niet in staat, alleen al omdat momenteel minder dan de helft van de HBO docenten een Mastertitel heeft. Voor de meeste VWO-ers is het HBO als lang geen optie meer (de VWO instroom in het HBO is gedaald van 20% in 1996 naar 10% nu) en dat zal niet snel veranderen. Het zou ook helpen wanneer er meer mobiliteit is tussen HBO onderwijs en bedrijfsleven, bijvoorbeeld via docentstages. Teveel HBO docenten weten niet (meer) hoe de praktijk in elkaar zit en studenten hebben dat snel in de gaten. Hierover zegt de commissie niets.

2. Het belonen van prestaties van de instellingen moet anders. Nu krijgen instellingen geld naar rato van het aantal studenten; dat leidt tot imitatiegedrag om maar zoveel mogelijk studenten aan te trekken (want daar is de financiering op gebaseerd), of de keuze voor ‘trendy’onderzoeksthema’s waar veel subsidie te halen is. De commissie vindt terecht dat hogescholen en universiteiten zich beter moeten profileren, en stelt dat de bekostiging meer moet plaatsvinden op basis van dat profiel i.p.v. op aantallen studenten. Maar nergens geeft men aan hoe dat zou moeten: het rapport “roept partijen op om hierover na te denken”. Het lijkt me dat de commissie op zn’ minst toch een aantal opties had kunnen bedenken, want het is een wezenlijk punt dat raakt aan de kern van het advies. Ik geloof niet in profilering via prikkels aan de aanbodzijde, dat ontaardt in bureaucratie en strategisch gedrag.

3. Professionele HBO-masters moeten volgens de commissie door de overheid bekostigd gaan worden (gebeurt nu nog niet, alleen tijdelijk), maar dan alleen als de arbeidsmarktrelevantie aantoonbaar groot is. Mijn ervaring is dat dit soort Masters veel meer ‘rendement’ opleveren –en voldoening voor de docent!- als een student een paar jaar werkervaring heeft, en de commissie constateert dat ook. Waarom niet alleen dit soort Masters bekostigen waarbij werkervaring een toelatingscriterium is? En ook een flink hogere bijdrage vragen van de student of zijn werkgever, want die profiteren er direct van.

4. De commissie constateert maar weer eens dat we in Nederland achterlopen op het gebied van life-long-learning (LLL) in het hoger onderwijs; tegelijk hebben we wel een groot aantal private aanbieders op de markt van onderwijs voor professionals (bedrijven geven bakken met geld uit aan scholing van hun meestal hoogopgeleide werknemers). De commissie noemt dit ‘onevenwichtig’, maar waarom eigenlijk? Waarom zouden marktpartijen het minder goed doen? Zij zijn bij uitstek vraag georiënteerd en veel flexibeler dan de vaak rigide HBO-opleidingen. De traditionele kennisinstellingen hebben allang geen monopolie meer op kennisontwikkeling en –overdracht; het is een vitale bedrijfstak geworden.
De commissie adviseert om LLL te stimuleren door over te gaan tot onderwijsrechten: iedereen krijgt recht op een aantal jaren onderwijs en mag zelf bepalen wanneer hij of zij er gebruik van maakt. Je kunt je afvragen waarom het een overheidstaak is om volwassenen (met werk) te subsidiëren die in hun eigen toekomst –of hobby, bijvoorbeeld kunstgeschiedenis- willen investeren. Ik mis, meer in het algemeen, een fundamentele analyse over de rol van de overheid in de onderwijsmarkt. De commissie is behoedzaam om dit politiek gevoelige punt heen gevaren, en dat is jammer.

Lees hier het hele rapport:
http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ocw/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2010/04/13/brief-aan-de-tweede-kamer-over-rapport-commissie-toekomstbestendig-ho-stelsel.html

donderdag 15 april 2010

Geld verdienen met klimaatverandering

“Klimaatverandering is geen bedreiging, maar een kans”. Dit soort uitspraken hoor je wel vaker, maar het is natuurlijk onzin want klimaatverandering is wel degelijk ook een bedreiging. Maar ook een kans, want er ontstaan allerlei nieuwe product-markt combinaties. Bedrijven, landen en regio’s die daar slim op inspelen kunnen er economisch voordeel bij hebben. De Pers schrijft vandaag hoe consultants een klimaatneutrale en welvarende toekomst voorspiegelen (zij verdienen er in elk geval nu al goed aan).
Klimaatbeleid wordt steeds vaker ook industriepolitiek. Hoe werkt het? Volgens mij zijn er 3 opties, allemaal met kansen en kosten/risico’s, en dan nog een vierde die wat meer utopisch van aard is.

Optie 1: De overheid maakt strenge nieuwe regels
Bijvoorbeeld: verplicht zoveel % CO2 reductie, of eisen aan duurzaam bouwen waar bedrijven zich aan moeten houden, of mixen van biobrandstoffen.
Bedrijven gaan dan innoveren, en er ontstaat nieuwe economische activiteit (die soms de oude ook verdringt, dus de vraag is wat het netto effect is). Landen met strenge (en slimme!) regels kunnen een kennisvoorsprong opbouwen, en bedrijven daar kunnen dan hopelijk die kennis later verkopen aan ‘tragere’ landen. Maar die truc werkt niet altijd. Er zijn een aantal kosten en risico’s: 1) te strenge regels jagen de (bouw)kosten op, of jagen bedrijven weg; 2) Op welk paard moet de overheid wedden? De technologie verandert zo snel dat niemand precies weet wat de toekomst brengt; 3) het is maar de vraag of de toekomstige baten van ‘kennisexport’ gerealiseerd worden en waar ze terecht komen.

Optie 2: De overheid investeert zelf grootschalig in klimaatgerelateerde activiteiten
zoals: hogere en slimmere dijken (met sensoren erin), deltawerken, waterbergingssystemen CO2 opslag etc, nieuwe grids etc.. Het kost wat extra, het werk wordt innovatief aanbesteed aan bedrijven, die daarmee de kans krijgen om kennis te ontwikkelen, die ze wellicht ook weer elders kunnen verkopen. Een vernieuwend land (of regio) kan bovendien misschien een aanzuigende werking hebben op buitenlandse bedrijven die zich graag in zo’n kenniscluster vestigen. Dergelijke argumenten wordt veel gebruikt, ook in andere discussies zoals de ontwikkeling van de JSF. De vraag is wat slimmer is: zelf veel (belasting)geld investeren in nieuwe kennisontwikkeling (vaak met onzeker perspectief), of prima technologie ‘van de plank’ kopen die elders is ontwikkeld en de belastingeuro's aan andere zaken besteden, zoals zorg of onderwijs? Dat zijn politieke keuze's.

Optie 3 De overheid geeft subsidies voor de ontwikkeling en adoptie van nieuwe klimaattechnologie.
De Duitsers en de Denen (windenergie) hebben dat goed gedaan; Daarmee wordt de kennisbasis versterkt, het opent mogelijkheden voor de groei van een nieuwe industrie, en kennisexport. Voorwaarde is wel dat de subsidies slim zijn opgezet en uiteindelijk gaan ‘renderen’, en dat blijkt in de praktijk niet gemakkelijk. Subsidies gaan ten koste van de staatskas of de belastingbetaler, en met dat geld kunnen ook andere belangrijke dingen gedaan worden; de uitvoering van subsidies kost bovendien veel geld door extra bureaucratie. En de vraag is weer: zelf ontwikkelen of van de plank kopen? Op basis waarvan precies? En: geef je subsidie voor ontwikkelen van nieuwe kennis 9die pas over jaren wordt toegepast), of juist voor het grootschalig toepassen van bestaande kenis/technologie zodat het zoden aan de dijk zet?

Veel steden en regio's (waaronder Rotterdam en Amsterdam) proberen te profiteren van de nieuwe klimaateconomie, en samen met 2 oudcollega's van de Erasmus Universiteit doe ik onderzoek naar de economische impact van klimaatadaptatie in de regio groot-Rotterdam.
Drie van mijn (oud)collega’s hebben een paper geschreven met drie voorbeelden van regio’s waar een combinatie van de opties is toegepast, met succes: Hamburg, Gothenburg en Curitiba.

En dan de laatste optie: de markt doet het zelf.
De ideale wereld: Consumenten en bedrijven worden klimaatbewust en vragen producten/diensten die daarbij passen, of de olieprijs wordt zo hoog dat duurzame energie lonend wordt. Er ontstaan zo, los van overheidsbemoeienis, nieuwe markten en nieuwe werkgelegenheid en kennis. ‘Progressieve’ landen zijn dan op termijn in het voordeel. Maar gezien het chronische korte-termijn denken van de menselijke soort moeten we daar maar niet teveel op hopen. De werkelijke kosten van klimaatverandering zijn nog altijd niet in de prijzen verwerkt....