vrijdag 20 januari 2012

Cluster management (1): lessen uit de Winterschool

Hoe kun je clusters managen? Hoe weet je welke clusters kansrijk zijn voor de stad? Wanneer weet je of clusterbeleid succesvol is, en hoe kun je dat meten?

Deze en andere vragen stonden centraal in de Winterschool over clustermanagement, georganiseerd door de  Hogeschool van Amsterdam (Urban Lab en CAREM), in samenwerking met de Amsterdam Innovatie Motor (AIM). 

Erg relevant voor Amsterdam, want: de Amsterdam Economic Board heeft zeven clusters benoemd tot speerpunt, en daar wordt nu volop aan gewerkt in de triple helix (overheid, Onderzoek&onderwijs en bedrijfsleven). 

We hadden drie  topsprekers uitgenodigd om ons te verlichten. Het publiek bestond grotendeels uit clustermanagers -praktijkmensen- , maar ook docenten en onderzoekers van de hogeschool en uit de academische wereld. Wat kregen we mee? In deze blog de eerste spreker.

Jerker Moodysson doet veel onderzoek naar regionale innovatie. Hij is professor aan de Universiteit van Lund, Zweden. Hij wees in zijn verhaal op de grote verschillen tussen clusters m.b.t. manier waarop bedrijven innoveren,  hoe kennis gedeeld wordt, en hoe de innovatienetwerken er uitzien. Er zijn verschillende typen “knowledge base”. Bij academisch georiĆ«nteerde clusters (zoals life sciences) is het speelveld vooral internationaal, en dat zie je terug in de innovatienetwerken. Lokale contacten zijn belangrijk maar niet dominant. De kennis is academisch, er is een heel specifieke en vastgelegde manier van kennisontwikkeling en deling, en die is in hele wereld gelijk –culturele verschillen zijn dus minder relevant-. Bij creatieve clusters (zoals fashion, architectuur, media) is het heel anders. Daar zijn de relevante innovatienetwerken veel vaker lokaal; kennisdeling speelt zich af in een specifieke culturele context waar betekenis wordt gegeven en gedeeld.  De relevante kennis die wordt gedeeld is  symbolisch, en sterk context begonden. Een derde type clusters zit tussen de 2 uitersten. Hier gaat het vooral om engineering, kennius over het maken van producten. Moodysson noemt het “synthetic knowledge”, vaak technische kennis die heel praktisch wordt toegepast. Innovatie betekent hier het realiseren van graduele verbeteringen aan bestaande producten; er zijn geen vaste patronen. Face-to-face contacten en concrete samenwerking aan projecten zijn essentieel bij het overdragen van deze kennis. Het aardige was dat Moodyson de geografie van de innovatie netwerken (van verschillende clusters) empirisch onderzocht had.  
De boodschap: in clusterbeleid moeten die verschillen tot hun recht komen; beleidmakers moeten begrijpen hoe het innovatieproces werkt in ieder cluster, en hoe de geografie in elkaar zit, voordat ze overhaaste verkeerde dingen gaan doen (en veel te vaak ontbreekt die kennis…)

Een aantal conclusies van Moodysson’s verhaal en de discussie erover:

-Meten is weten, en we evalueren te weinig wat eigenlijk het effect is van clusterbeleid. Het is verstandig –maar wel complex en duur- om de netwerken van de geselecteerde clusters in kaart te brengen en door de tijd te volgen (Moodyson gaat hier onderzoek naar doen). Ook is het zinvol om te meten of bedrijven die meedoen met clusteractiviteiten een betere performance hebben dan zij die niet meedoen. Ik daar zelf een heel goed voorbeeld van gezien in Ierland. 

-Clusterorganisaties moeten zich blijven realiseren waartoe zij op aarde zijn. Er is altijd een risico dat een organisatie zich vooral met zichzelf en zijn eigen voortbestaan gaat bezighouden, of alles naar zich toetrekt of andere nieuwe initiatieven frustreert. Veel clusterorganisaties ontwikkelen zich tot effectieve subsidieaanvragers, maar dat is niet per definitie het best voor de lokale economie.

-Blijf alert, zorg ervoor dat nieuwe, opkomende clusters niet onder de radar blijven. Geef ze ook kansen en toegang tot ondersteuning.

-De meeste regio’s stimuleren precies dezelfde clusters. The usual suspects zijn: biotech, duurzaamheid, creative industries, ICT, new materials. Niet erg, maar probeer van elkaar te leren! Een hele goede manier is peer review: diepgaande uitwisseling tussen steden/regio’s die vergelijkbaar beleid voeren, elkaar kritisch bevragen.

Een volgende blog gaat over de tweede bijdrage, van prof. Crevoisier, Universiteit van Neuchatel. Zijn adagium: de meeste kennis is er al, het gaat er vooral om wat je er als regio mee doet. De herboren Zwitserse horloge-industrie komt langs: hoe creĆ«er je waarde door goede –maar niet per definitie ware- “authentieke” verhalen vertellen over een product dat technisch weinig voorstelt.