woensdag 24 juni 2009

Eindhoven slimmer dan Amsterdam

Sind kort kunnen bedrijven die in de problemen zitten (en welk bedrijf zit dat niet) hun kenniswerkers op kosten van de staat detacheren bij universiteiten en andere kennisinstellingen (zie mijn vorige bericht). Een hele slechte regeling, maar wel aantrekkelijk voor bedrijven die R&D personeel in dienst hebben. Het idee voor de regeling is afkomstig uit het Eindhovense. Logisch, want daar zitten ook de meeste R&D bedrijven, maar toch: de Brabanders kregen het wel voor elkaar dat de minister flink haar portemonnee trekt: 180 miljoen! Het is een typisch staalje Endhovense lobby-power en organiserend vermogen. Meteen werd in de regio een grootscheepse campagne opgestart om bedrijven en kennisinstellingen op de regeling attent te maken. De Technische Universiteit en de hogescholen staan klaar om de kenniswerkers op te nemen. De Stichting Brainport (de aanjager van innovatie in de regio Eindhoven) brengt alle partners samen, organiseert voorlichtingsbijeenkomsten en treedt op als matchmaker (zie http://www.brainport.nl/). Daar zijn de Eindhovenaren meesters in: de regio heeft haar kenniseconomie goed georganiseerd. We kunnen er zeker van zijn dat een flink deel van de subsidies die kant opgaat.

Hoe anders is het in Amsterdam. Hier geen geco-ordineerde aanpak, geen voorlichtingsbijeenkomsten voor bedrijven en kennisinstellingen, geen lobby richting Den Haag, niks. Het is ieder voor zich en god voor ons allen. De AIM (‘Amsterdam Innovatie Motor’, ) houdt zich afzijdig, ondanks haar missie om ‘de toonaangevende positie van de regio Amsterdam in de kenniseconomie te helpen behouden en te versterken’. Ik heb de websites van de UvA, de VU en de Hogeschool van Amsterdam gecheckt: geen woord over de regeling, terwijl er toch ook voor kennisinstellingen wel wat te halen valt, zoals geld voor begeleiding, en jonge onderzoekers. Ook andere gremia (de kenniskring, Syntens) laten het afweten. En waarom heeft ‘Amsterdam’ eigenlijk niet geprobeerd om de regeling op te rekken zodat ook niet-technologische kennisbedrijven konden profiteren?

Het probleem is natuurlijk dat ‘Amsterdam’ niet bestaat. We hebben in de hoofdstad geen sterke club zoals het Eindhovense Brainport, die door alle regionale spelers wordt gedragen en gerespecteerd (en, niet onbelangrijk, van middelen wordt voorzien). Waarom eigenlijk niet? Wie het weet mag het zeggen.

Foute staatssteun voor kenniswerkers

Vanaf vrijdag 19 juni kunnen bedrijven voorstellen indienen om hun R&D personeel van de loonlijst te halen en te detacheren bij kennisinstellingen zoals universiteiten, HBOs of TNO instituten. De regeling ‘kenniswerkers’ is bedoeld om kenniswerkers op termijn voor Nederlandse bedrijven te behouden. De regeling geldt voor ondernemingen die kampen met acute omzetdaling. De kennis en expertise van de onderzoekers wordt voor een periode van maximaal 1,5 jaar beschikbaar gesteld aan publieke kennisinstellingen, bijvoorbeeld een universiteit of TNO. De onderzoekers worden gedetacheerd bij deze kennisinstelling, ze blijven in dienst van de onderneming. Het is de bedoeling dat na die periode de onderzoekers weer volledig werkzaam zijn in de private sector. De overheid trekt er een fors bedrag voor uit: 180 miljoen euro.

De regeling klinkt sympathiek, en is zonder veel problemen en discussie ingevoerd. Maar er valt heel wat op aan te merken:

1. De regeling is bedoeld om kenniswerkers voor Nederland te behouden. Maar waar zouden ontslagen kenniswerkers naar toe moeten? De recessie is wereldwijd.

2. Het is wel een heel verleidelijke manier voor bedrijven om tijdelijk hun dure kenniswerkers van de loonlijst af te halen. Het risico is nul, de kosten zijn voor de belastingbetaler. De zuiverende werking van een crisis (slechte bedrijven gaan failliet, goede overleven) wordt teniet gedaan want iedereen profiteert.

3. De kenniswerkers gaan projecten doen bij kennisinstellingen. Die projecten moeten in een razend tempo worden opgezet, en ook nog voldoen aan een groot aantal bureaucratische criteria (zie http://www.senternovem.nl/kenniswerkers/veelgestelde_vragen/index.asp). Dat is vragen om slechte cq nutteloze projecten

4. De regeling is eenzijdig gericht op research en development. Het komt er op neer dat alleen technologische kenniswerkers in aanmerking komen. Maar waarom zouden die belangrijker zijn dan bijvoorbeeld juristen, financiƫle experts (die worden ook bij bosjes ontslagen), of marketingdeskundigen. Alsof dat geen hoogwaardige kenniswerkers zijn.

5. De uitvoering van de regeling is heel duur en complex. Hoe gaan NWO en SenterNovem controleren of al die honderden projectvoorstellen goed zijn? (alleen daar kun je al een batterij kenniswerkers mee aan het werk houden). Hoe erg moet de omzetdaling precies zijn (is niet gedefinieerd). En hoe kom je erachter of mutlinationals niet gewoon tijdelijk hun dure projecten ‘verhuizen’ naar een universiteit?

Kortom: een goedbedoelde regeling die alleen maar verkeerd kan uitpakken en heel veel geld kost.

vrijdag 12 juni 2009

Wordt het nog wat met de Amstelcampus?

De Hogeschool van Amsterdam heeft al jaren last van ruimtegebrek, en daarom wordt hard gewerkt aan de Amstelcampus. Zie http://www.amstelcampus.com/

Daar moeten alle afdelingen samen komen, aan de rand van het stadscentrum. Op zichzelf is het een goed idee om een campus niet ergens in een weiland buiten de stad te bouwen (zoals in de jaren 70 in de mode was) maar midden in de stad. Voor studenten is het veel leuker om midden in de stad te studeren. De afstand tussen de hogeschool en de echte wereld wordt er letterlijk door verkleind; en je kunt allerlei voorzieningen (sportfaciliteiten, horeca, openbare ruimtes) delen met andere gebruikers van de stad, met alle voordelen van dien. Bovendien kan de campus helpen om de kop van de Wibautstraat (momenteel niet echt de gezelligste plek van Amsterdam) een facelift te geven. De planners van de gemeente Amsterdam zijn daarom ook enthousiast.


Ik ben zelf iets minder onder de indruk van de plannen. Zoals het zich laat aanzien wordt de campus een weinig samenhangende verzameling gebouwen van de HvA, waarin de domeinen zich zullen vestigen. Iedereen kan blijven doen wat ie altijd al deed, maar nu in een nieuw gebouw. En dat is jammer, want zo’n verhuizing is een uitgelezen kan om nieuwe dingen te doen en nieuwe concepten te ontwikkelen. Alleen: de planvorming wordt gedomineerd door mensen die met hele andere dingen bezig zijn, zoals beheerders (‘waar laat ik onze studenten, hoeveel vierkante meters moeten we claimen’), stadsplanners en stedebouwkundigen (‘hoe passen we de campus in de stad’) en architecten (‘hoe moeten de gebouwen eruit zien’).

De website van de campus is veelzeggend. Je krijgt vooral informatie over welke gebouwen waar komen te staan, en wanneer, plus wat artist impressions. Geen woord over wat er in en rond die gebouwen gaat gebeuren. Maar daar gaat het juist om.

Er is veel te weinig nagedacht over nieuwe thematische concepten of clusters, en hoe je van daar uit een interessante campus kan maken. De campus is ook erg intern ‘HvA’ gericht, er is nauwelijks aandacht voor nieuwe samenwerkingen met bijvoorbeeld de UvA of het bedrijfsleven, of mogelijkheden voor startende ondernemers. Terwijl juist daar veel kansen liggen.

Verzin eerst een concept en ga dan pas ontwerpen

Je zou op de campus bijvoorbeeld een ijzersterk mediacluster kunnen creĆ«ren. We hebben het domein mediacreatie, probeer in aanvulling daarop om media-gerelateerde opleidingen van de UvA naar de campus te halen (De HvA vormt tenslotte een bestuurlijke eenheid met de UvA!). Zorg voor de allerbeste faciliteiten (zoals studio’s, ICT voorzieningen, maar ook expositieruimtes). Gebruik die niet alleen voor het onderwijs, maar stel ze ook onder gunstige voorwaarden open voor (startende) bedrijfjes in de mediasector. Maak goedkope werkplekken voor starters, en zorg voor gedeelde faciliteiten zoals receptie, boekhouding en administratie. Begin een medialab waar vernieuwend onderzoek gedaan kan worden door hoogleraren, lectoren, docenten en studenten. Zo worden we een echt ondernemende hogeschool met uitstraling voor de hele stad.

Je kunt ook denken aan een thematische aanpak. Misschien kunnen we opleidingen groeperen rond een thema als duurzaamheid (genoeg te doen op dat gebied), met bijdragen uit verschillende domeinen, combinaties maken met de UvA, en ook weer alle ruimte bieden voor bedrijven, start-ups en onderzoeksprojecten. We kunnen vernieuwende onderzoeksprojecten doen, waar studenten en bedrijven c.q. de gemeente Amsterdam (duurzaamheid is prioriteit nummer 1) samenwerken. Als je een idee hebt over hoe zoiets er uit kan zien, kun je gaan kijken welke technische faciliteiten en ruimten daarvoor nodig zijn, en slimme business modellen ontwikkelen om ze te gebruiken en open te stellen voor iedereen. Zo maak je een inspirerende leeromgeving die ook commercieel interessant is en maatschappelijke meerwaarde oplevert. Eenvoudig is het niet. Zo’n benadering vraagt om creativiteit, nieuwe wegen inslaan, loskomen van vastgeroeste structuren, en nieuwe gemeenschappen en afspraken maken met externe partners.

Bij een verhuizing ligt toch alles overhoop, dus dit is de kans om eens iets nieuws te gaan beginnen.

Helaas is de Amstelcampus teveel gepland vanuit een vastgoed perspectief en naar binnen gericht, in plaats van een sterk concept. De volgorde zou moeten zijn: bedenk eerst, samen met relevante partners, vernieuwende concepten die passen bij 21e eeuws hoger onderwijs; denk vervolgens na welke eisen dat stelt aan de vormgeving en inrichting van een campus; en geef dan pas een opdracht aan een architect of stedebouwkundige. Maar misschien is het nog niet te laat: de campus is nog niet af, er is nog veel mogelijk. Wie pakt de handschoen op?

maandag 8 juni 2009

Wetenschapsbeleid in verwarrende tijden

Vorige week vrijdag bezocht ik een UvA-symposium met de veelbelovende titel ‘wetenschaps- en technologiebeleid in verwarrende tijden’ over de toekomst van het Nederlandse wetenschapsbeleid. Ik was geprikkeld door de uitnodiging, die bijzonder wervend was gesteld, met teksten als: ‘wat zijn de implicaties van de crisis voor de kenniseconomie? Zet de crisis hoger onderwijs en onderzoek onder druk of biedt zij juist ook kansen om vastgeroeste structuren los te wrikken? Daar moest ik heen, natuurlijk, ook al was het vrijdagmiddag en nog goed weer ook.

Helaas kwam de crisis nauwelijks ter sprake, en werd er naar mijn smaak wel erg weinig aan vastgeroeste structuren gewrikt. De eerste spreker, Rob Hagendijk (UvA) had ooit zelf op de barricaden gestaan in de sixties, maar de fut was er een beetje uit. Hij mopperde wat over de prestatiecultuur in Nederlandse universiteiten. En het gaat niet eens om Nederland: wetenschap is internationaal, en wetenschappers werken in grensoverschrijdende netwerken. Dus wat wij hier doen aan wetenschapsbeleid, doet er niet zo heel veel toe. De tweede spreker, Loet Leyesdorf (UvA), had heel veel internationale cijfers verzameld over uitgaven aan onderzoek en de wetenschappelijke prestaties van landen. Hij liet o.a. zien dat Nederland met heel weinig geld in staat is om toch veel publikaties te scoren (de vraag is alleen hoe lang nog). En in Zweden hebben ze hele andere discussies dan bij ons. Zij geven heel veel (meer dan 3% van het BBP) uit aan R&D, maar scoren slecht op veel economische parameters. Hoe kan dat? En wist U dat een wetenschappelijke publikatie (in Nederland) gemiddeld 132,000 dollar heeft gekost? Best veel, vind ik zelf. Zie www.leydesdorff.net/roadmap

Het interessantste verhaal kwam van Peter Baggen, van de AWT (adviesraad Wetenschap & Technologie). Hij slaagde erin om in korte tijd een relevante (maar weinig vrolijkmakende) analyse te maken. Ik vat zijn betoog hieronder samen.


Een paar nare maar ware feiten over de Nederlandse kenniseconomie (en dan vooral het universitaire onderzoek)

  1. Per saldo verliest Nederland hoger opgeleiden: er vertrekken er meer naar het buitenland dan dat er hier naartoe komen.
  2. ‘Harvard aan de Amstel’: Forget it. Nederland geeft per jaar 5 miljard uit aan alle universiteiten bij elkaar. Dat is minder dan de begroting van Harvard (8 miljard dollar)
  3. 75% van de Nederlandse burgers vindt academisch onderzoek niet belangrijk. Er is dus geen maatschappelijk en politiek draagvlak (‘we moeten beter naar de burgers luisteren!’) om er meer geld in te pompen.
  4. Het percentage van het BBP dat we aan onderzoek uitgeven heel laag (we halen bij lange na de 3% Lissabon norm niet; of dat erg is daar schrijf ik later nog over) en gaat misschien nog wel verder omlaag. Nederlanders vinden andere dingen veel belangrijker, zoals lerarensalarissen, dus de minister van Onderwijs zal zijn geld liever daar aan besteden.
  5. Er is relatief steeds minder structureel geld (d.w.z. geld dat rechtstreekt naar de universiteiten gaat zonder verdere voorwaarden) voor academisch onderzoek We zijn van 0,9% in 1983 gezakt naar 0,6% in 2000.


Waar halen we dan meer geld vandaan?

  1. Uit Europa. De EU fondsen voor onderzoeksprojecten nemen de komende jaren toe, en daar kunnen Nederlandse wetnschappers van profiteren. In Brussel spreekt men over ‘kennis voor melk’: minder naar landbouw, meer naar kenniseconomie. Enige relatievering is op zn’ plaats: momenteel zijn de EU kaderprogramma’s goed voor slechts 5% van al het onderzoeksgeld dat in Nederland wordt besteed.
  2. Aardgasgeld. Incidentele middelen voor onderzoek zijn substantieel en groeiden de laatste jaren. Uit de aardgasbaten werd in 2008 voor 750 miljoen aan onderzoek gefinancierd. De ministeries van EZ, OC&W en LNV verdelen de poen. Hopen maar dat de olieprijs omhoog gaat!
  3. Het bedrijfsleven. Bedrijven betalen steeds meer mee aan het academisch onderzoek (al is niet iedereen daar blij mee); nu zo’n 7% van het totaal. Dat is meer dan in Belgie, Duitsland, Korea, en, onverwacht, de VS. Ongeveer een kwart van de onderzoekers aan Nederlandse universiteiten worden gefinancierd door bedrijven.
  4. Collegegeld omhoog. Het collegegeld dekt maar 12% van de werkelijke kosten van de studie (gemiddeld); de rest gaat uit de algemene pot. Maar op langere termijn worden vooral studenten zelf beter van hun studie. De private baten van het volgen van bijvoorbeeld een masteropleiding zijn hoog. Waarom niet studies met hoge private baten (economie, bedrijfskunde, rechten) duurder maken? Of laat bedrijven meebetalen aan studies in studeer-werktrajecten.

Risico’s

De sterke groei van ‘projectgeld’ voor onderzoek (van Europa, of uit aardgasbaten, of i.s.m. bedrijven) leidt tot mee nadruk op toegepast onderzoek, en het fundamentele onderzoek onder druk zetten. Ook betekent projectfinanciering veel meer bureaucratie en papierwerk, en gelobby om projecten binnen te slepen.


Projectfinanciering kan leiden tot een versmalling cq een verschralingvan de kennisbasis: steeds meer geld gaat naar onderzoek waar ‘vraag’ naar is (medisch onderzoek, nanotechnologie), en bepaalde gebieden komen braak te liggen.


....Hoger collegegeld (i.c.m. beurzenstelsel) brengt de toegankelijkheid van het onderzoek in gevaar. Onderzoek in Engeland en de VS laat zien dat de beurzen niet bij de doelgroep (talent uit achterstandswijken) terecht komt.

vrijdag 5 juni 2009

Stop de subsidies

Al jaren probeert de regering de kenniseconomie te stimuleren door alleilei subsidies en fiscale regelingen. Maar die zijn te eenzijdig gericht op wetenschappelijke en technologische kennis, en het zijn de multinationals die er met de buit vandoor gaan.

Als bedrijven investeren in wetenschappelijk of technologisch onderzoek, komen ze in aanmerking voor overheidssubsidies of flinke belastingkortingen. In de praktijk strijken zeer winstgevende multinationals als Philips, Shell, Unilever en Akzo strijken voor miljoenen aan subsidies op, het leeuwedeel. Ze kennen de regels precies, en ze weten hoe ze de aftrek en subsidies kunnen maximeren. Bovendien hebben ze veel invloed in Den Haag en Brussel. Het is de nieuwe vorm van staatssteun. Kleinere technologiebedrijven hebben al meer moeite om de subsidiepotten te vinden.

De gedachte achter deze regelingen is dat bedrijven niet alle baten van onderzoek en ontwikkeling kunnen ‘internaliseren’: Ook bedrijven die niet hebben meebetaald profiteren mee van de nieuwe kennis en inzichten, en gebruiken die om geld mee te verdienen. De nieuwe kennis ‘sijpelt door’ naar de rest van de economie. De afwezigheid van subsidies zou leiden tot een onderinvestering in wetenschappelijk en technologisch onderzoek, met negatieve effecten op innovatie en uiteindelijk, de de nationale welvaart.

Het opmerkelijke is dat bedrijven in de dienstensector, goed voor 80% van de economie, sowieso niets krijgen. Dat komt omdat de regelingen uitsluitend bedoeld zijn voor wetenschappelijk en technologisch georienteerd onderzoek. En dat is niet meer van deze tijd. In de kenniseconomie moeten alle bedrijven, niet alleen high-tech bedrijven, zichzelf en hun producten/diensten voortdurend vernieuwen om concurrerend te blijven. Innovatie is daarmee veel breder dan alleen wetenschap en techniek. Ook nieuwe diensten, logistieke concepten, business modellen of nieuwe vormen van human resource beleid vallen er onder. Een klassiek voorbeeld is het succes van Dell, dat in de jaren ‘90 de PC markt volledig op zn kop zette, niet met nieuwe technologie maar met een nieuw logistiek concept waarbij de consument thuis via Internet zijn eigen PC naar wens kon configureren. Een recenter voorbeeld is het ING direct, een zeer succesvol online banking concept dat wereldwijd een grote hit is. Dit type innovaties kan veel teweeg brengen en tot veel welvaartwinst leiden, zeker in Nederland met haar sterk ontwikkelde dienstensector.

En ook voor dit type innovaties geldt dat er vaak grote investeringen nodig zijn om ze te realiseren, dat de risico’s groot zijn, en, belangrijker, dat er sprake kan zijn van flinke weglek-effecten. Want een nieuw business model of logistiek concept kan ook door de concurrentie worden overgenomen, en dat gebeurt aan de lopende band. Bovendien zijn dit type ‘softe” innovaties veel moeilijker te beschermen dan technologische innovaties d.m.v. bijvoorbeeld patenten. We zouden hier dus hetzelfde argument kunnen gebruiken: bij de afwezigheid van subsidies zullen bedrijven te weinig in vernieuwing investeren. En dat leidt tot welvaartsverlies.

Moet het ministerie van EZ dan maar subsidies verstrekken voor alle vormen van innovatie? Liever niet, want zoiets is totaal onuitvoerbaar. Een enorm bureaucratisch apparaat zou dan moeten gaan beoordelen welke investeringen in aanmerking komen voor subsidie en welke niet. Beter is het om het eenzijdig technologie georienteerde innovatiemodel los te laten, en te onderkennen dat in een kenniseconomie alles op vernieuwing en verbetering gericht zou moeten zijn. Daarmee wordt het onderscheid tussen innovatieve en niet innovatieve activiteiten steeds moeilijker hanteerbaar. Het zou een goed idee zijn om in Europees verband alle nationale technologie- en innovatiesubsidies af te schaffen, en in plaats daarvan een generieke belastingkorting te geven. Of, nog beter, het vrijgekomen bedrag investeren in hoognodige verbetering van het onderwijs.

donderdag 4 juni 2009

Is Nieuw West aantrekkelijk voor kennisbedrijven?

Wie denkt aan Amsterdam West denkt niet meteen aan de creatieve industrie. Maar die zit er wel, en groeit nog ook. Mieke Ruiter, student aan de HvA, onderzocht wat kennisintensieve bedrijven daar te zoeken hebben. Ze interviewde een aantal ondernemers in Osdorp, Slotervaart en Geuzenveld-Slotermeer.
Wat blijkt: West is helemaal zo gek nog niet volgens de geinterviewde ondernemers. Het is goedkoop, dicht bij het centrum van de stad, je kan er nog normaal parkeren, en het is groen. Er zitten een paar hotspots voor creatieve bedrijven (Garage Notweg in Osdorp, en Vliegbasis Huygens) die goed vol zitten. Dat werkt dus blijkbaar: maak een interessante, inspirerende plek waar creatieven kunnen clusteren. Alleen: Het imago van de buurt is niet best (zit jij daar..?) en criminaliteit blijft wel een probleem. Een modeontwerpster brengt haar stagiaires altijd naar het metrostation. ''Ik vind de wijk gewoon niet veilig". Bij een architect is binnen 2 jaar al 5x ingebroken. En ook het horeca-aanbod voldoet niet aan de wensen van deze hippe crowd. Turkse en Marrokaanse tenten genoeg, maar geen luxe koffiezaak of trendy lunchrooms te bekennen.
Toch is er groei: in Osdorp groeide de creatieve industrie in een jaar tijd met 31%, en dat is sneller dan in welk ander stadsdeel dan ook. Wel vanuit een kleine basis: Met 339 arbeidsplaatsen (Amsterdam totaal: ruim 32000) is de sector nog steeds erg klein. Ook de andere stadsdelen in West laten een flinke groei zien. Dat kon wel eens een teken zijn van gentrification: de opwaardering van een arbeiderswijk nabij het centrum. Is West de nieuwe Pijp of de nieuwe Jordaan? Nee, dat nog lang niet.
Merkwaardig is dat de ondernemers zich, ondanks het feit dat ze zich vaak lovend over West uitlaten, totaal niet bij de buurt betrokken voelen. Ook zijn ze niet of nauwelijks op de hoogte van de plannen om het gebied te upgraden. Er wordt enorm geinvesteerd in duurdere woningen (huur en koop) en het aantal goedkope huurwoningen gaat omlaag. Tegelijk ervaren de ondernemers wel dat de buurt er in hoog tempo op vooruit gaat. Ze zijn positief over de toekomst van Amsterdam West, ook voor kennisintensieve bedrijvigheid.

Mieke Ruiter concludeert dat de stadsdelen meer zouden kunnen doen om bedrijven (met name kennisbedrijven) te informeren over de stadsvernieuwing. En ze zouden moeten nagaan of er meer hippe horeca naar West zou kunnen komen. Maar waarschijnlijk komt die wel vanzelf als de creatieve sector verder doorgroeit.

Hoe innovatief zijn Amsterdamse dienstverleners

Twee studenten van de Hogeschool van Amsterdam (Dewi en Shanta Werkhoven) zochten uit hoe innovatief Amsterdamse bedrijven zijn. Ze deden een onderzoek onder 142 bedrijven, met name in de zakelijke dienstverlening. Voor de verandering keken ze nu eens niet naar technische innovaties en R&D uitgaven (dat is al zo vaak gedaan) maar vooral naar de softe kant van innovatie. Vernieuwing is mensenwerk, en vaak loopt het stuk op gebrekkige communicatie, een conservatieve bedrijfcultuur, of omdat mensen domweg niet in de gelegenheid worden gesteld om met iets nieuws te komen of zichzelf te ontwikkelen. Inmiddels staat vast dat 75% van het innovatiesucces van een bedrijf wordt bepaald door sociale innovaties zoals slimmer werken en managen, talentontwikkeling en organisatie (zie Volberda, Van den Bosch en Jansen, 2006). Wat doen bedrijven om goede ideen bij hun werknemers naar boven te halen en er ook iets meet te doen? Mogen werknemers risico's nemen en fouten maken (al doende leert men); weet het management waar ze naartoe wil?

Uit het onderzoek blijkt dat de Amsterdamse dienstverleners het lang niet slecht doen. Op veel indicatoren scoren ze goed. Bijvoorbeeld: meer dan 80% van de bedrijven ziet met maken van fouten vooral als leerproces. In ruim 70% van de bedrijven is levenslang leren de norm; Meer dan 80% werkt hoofdzakelijk in teamverband, vaak interdisciplinair, en bijna alle bedrijven verzamelen structureel ideeen van werknemers en doen er ook wat mee.
Veel bedrijven zitten wel vast in een rigide organisatiecultuur. Bij meer dan de helft van de bedrijven liggen de werkzaamheden vast in gedetailleerde functe- en taakomschrijvingen (nier erg bevorderlijk voor 'out of the box' denken) en ook regels en procedures staan vernieuwingen nogal eens in de weg.

Natuurlijk kleven er nadelen aan zo'n onderzoek. Het blijft bijvoorbeeld onduidelijk wat het verband is tussen deze factoren en waar het allemaal om gaat bij een bedrijf: tevreden klanten, meer winst, meer omzet, een groter marktaandeel.

Amsterdamse arogantie en crisis
De studenten stelden nog een paar leuke en actuele vragen. Een over de vermeende Amsterdamse arrogantie: Vindt u dat Amsterdamse bedrijven in uw branche innovatiever zijn dan bedrijven elders? 33% dacht van wel....
En dan nog de crisis. Blijven bedrijven innoveren in deze barre tijden? Een kleine minderheid doet een stap terug (17%), de meesten blijven constant (47%), en 36% gaat juist meer innoveren! Op de langere termijn zijn de ambities nog hoger: Meer dan de helft van de bedrijven verwacht de komende drie jaar meer aan innovatie te gaan doen. Crisis of niet.