vrijdag 31 juli 2009

Nieuwe economische strategie van Dublin

De Ierse hoofdstad wordt ongekend zwaar getroffen door de crisis. De opgeblazen huizenmarkt is leeggelopen; de werkloosheid schiet omhoog, en de tekorten van de overheid gaan de 10% al te boven. De stad Dublin is extra kwetsbaar door de grote financiele sector (vooral Amerikaanse bedrijven die Ireland als spingplank voor Europa gebruiken). In dit zware weer heeft Dublin een nieuwe strategie gemaakt voor de economie.

Men zet volledig in op kenniseconomie, creative industrie, en het aantrekken van talent (net als alle andere Europese steden). Een mooi project is de 'digital hub': samen met collega's van Euricur hebben we daar een case study van gemaakt, die binnenkort zal verschijnen. De voormalige Guiness brouwerij -een van de trademarks van Dublin- wordt omgebouwd tot cluster voor digitale bedrijven. Veel van de gebouwen zijn bewaard gebleven, en het gebied ademt nog geheel de oude sfeer. Je ruikt de bierlucht nog want een deel van de brouwerij functioneert nog steeds (vooral voor de toeristen). Het gebied ligt ingeklemd tussen het stadscentrum en een oude arbeiderswijk met veel sociaal-economische problemen. De digital hub moet het vlaggeschip worden van de Ierse ICT sector, en dat lukt aardig: inmiddels zitten er al meer dan 100 bedrijven. Het project is zo opgezet dat ook die wijk ervan profiteert: de digital hub organiseert lesprogramma's voor scholen in de buurt, er zijn excursies, lokaal talent wordt ondersteund, en er wordt van alles gedaan om de 'digitale kloof' te overbruggen. De paradox is dat het succes van de digital hub zal leiden tot stijgende huren in de wijk, waardoor gentrification optreedt. De wijk wordt misschien beter, maar de mensen die er nu wonen kunnen de huur niet meer opbrengen.

donderdag 30 juli 2009

CEOs op de bres voor Franse Vogelaarwijken

Gelezen in Le Figaro

Sinds de enorme rellen in de Franse voorsteden regent het initiatieven om de ‘banlieus’ leefbaarder te maken en de werkloosheid te bestrijden. Het stimuleren van ondernemerschap wordt, ook in het niet zo ondernemer-minded Frankrijk, steeds meer gezien als effectief middel. Doorgaans is het de overheid die initiatieven neemt, maar onlangs is er een privaat plan gelanceerd. Een aantal grote bedrijven hebben een speciaal investeringsfonds opgericht voor ondernemers in de buitenwijken, de BAC (Business Angels des Cités). In de pot zit 15 miljoen euro, bedoeld voor bedrijven en ondernemers in de ‘quartiers difficiles’. Er zijn genoeg ondernemende mensen te vinden, maar meestal krijgen ze geen cent van de banken. Het fonds springt in het gat. De initiatiefnemer is Alain Jovy, ex-baas van Air Liquide. Hij overtuigde 90 andere bedrijven om ook mee te doen. Kandidaten worden geselecteerd door lokale kamers van koophandel. De starters krijgen professionele ondersteuning van de deelnemende ondernemingen, of ze worden gekoppeld aan lokale ondernemersnetwerken.

Zie: http://www.scr-bac.fr/

Parijs gaat klimaatneutraal: Autolib’

Gelezen in Le Figaro, mijn favoriete Franse krant.

Parijs bindt de strijd aan met de files en de luchtvervuiling. Al sinds een paar jaar kent Parijs de Velolib’: huurfietsen die je op heel veel plekken kunt afhalen en terugbrengen. Het geldt als een groot succes: er wordt enorm veel gebruik van gemaakt, en fietsen in Parijs is nu hip in plaats van levensgevaarlijk. De flamboyante burgemeenter van Parijs, Bertrand Delanoe, is vastbesloten om dit succes te herhalen, maar dan met milieuvriendelijke auto’s. Vanaf 2010 moeten er 3000 tot 4000 electrische auto’s gaan rijden, die je kunt afhalen of terugbrengen bij 1400 locaties (waarvan 700 in Parijs en 700 in de voorsteden en omliggende gemeenten). Een abonnement gaat 15 á 20 Euro per maand kosten, en het gebruik van de auto kost nog eens 5 á 6 euro per half uur. Er is keuze uit twee modellen: één met twee zitplaatsen, en één met vier plus een kofferbak. Drie consortia hebben zich inmiddels gemeld om het ‘business model’ verder te ontwikkelen en uit te voeren. Onder de geïntereseerde partijen zijn de SNCF (Franse spoorwegen), de RATP (het Parijse OV bedrijf), en autoverhuurbedrijven (Hertz en AVIS). De Franse autoindustrie is ook blij met het initiatief : het geeft bedrijven als Renault en PSA de kans om hun achterstand op het gebied van electronische auto’s weg te werken (en er meteen veel te verkopen).

Ik vind het plan vooral interessant omdat het vernieuwend én grootschalig is (en dat lukt in Nederland haast nooit want elk stadje doet z’n eigen leuke dingen). Als het allemaal doorgaat beschikt de regio Parijs (10 miljoen inwoners) straks in één klap over een dekkende infrastructuur voor electronische auto’s (oplaadpunten, service etc.) die ook door individuele bezitters van electronische auto’s gebruikt kan worden. Dat gaat echt verschil maken in uitstoot, geluid, en misschien ook parkeerdruk. Cruciaal is dat de hele regio Parijs meedoet: zo wordt ook het forensenverkeer beïnvloed. We blijven het volgen!

Voor meer info (in het Frans, dat wel): http://www.lefigaro.fr/automobile/2009/07/23/03001-20090723ARTFIG00256-la-sncf-et-la-ratp-interessees-par-autolib-.php

vrijdag 10 juli 2009

De stad als projectmachine

We leven in een project economie. Bijna alle economische activiteiten worden als project opgetuigd en uitgevoerd: de invoer van een ICT systeem, de ontwikkeling van een nieuw automodel, de aanleg een nieuwe stadswijk, maar ook wetenschappelijk onderzoek of een nieuw onderwijsprogramma. Langzaam maar zeker heeft het project-denken ook domeinen verovert die vroeger nog via de lijn liepen. Autofabrikanten bijvoorbeeld beschouwen niet alleen het ontwerp van een nieuw automodel als project, maar ook de serieproductie. Niet zo gek, want de levensduur van een automodel is drastisch teruggelopen. Het projectdenken weerspiegelt de hijgerigheid van de economie: steeds kortere cycli en snellere innovatie.

In sommige sectoren was het project als organisatievorm altijd al dominant: de bouw bijvoorbeeld (je zet een gebouw maar één keer neer), of de filmindustrie. Maar nu zijn projecten overal. Voor werknemers levert het status op om bij de interessantere projecten van het bedrijf betrokken te worden. Steeds meer mensen schrijven op hun CV bij welke projecten ze betrokken waren. Dat wordt bijna belangrijker dan voor welke organisaties je hebt gewerkt. Het groeiende leger ZZPers (nu al meer dan 1 miljoen in NL) is een andere uiting van de projecteconomie.

Projecten overstijgen steeds vaker de organisatie: bedrijven werken samen met partners zoals toeleveranciers, kennisinstellingen, eindgebruikers (user based innovation), omdat ze niet alle competenties zelf in huis (willen) hebben. Dus: verdergaande specialisatie en arbeidsdeling vragen om projectmatig werken, in multidisciplinaire teams. Een natuurlijk zijn projecten ook steeds vaker internationaal. Een project wordt vaak uitgevoerd door mensen of bedrijven die elkaar al kenden, bijvoorbeeld van eerdere projecten (het project als ‘netwerk in actie’; reputatie speelt een grote rol). Maar lang niet altijd. Dankzij webtools is het gemakkelijker geworden om projecten op te zetten, ook met onbekenden en met partners aan de andere kant van de wereld.

De stad

Wat is de rol van de stad in de projecteconomie? We zijn gewend om de economie te zien in termen van vraag en aanbod van ruimte, banen, huizen, kantoren en fabrieken. In statistieken over de economie zie je dat terug: we meten het menselijk kapitaal (bijv. aandeel hogeropgeleiden), de sectorstructuur (soort bedrijven), de werkloosheid en de prijs per m2 kantoorruimte. Er wordt nog sterk gedacht in termen van branches en sectoren. De laatste jaren is al veel geschreven over de rol van netwerken in de stedelijke economie. Vaak gaan netwerkanalyses over de dynamiek van sociale netwerken (mensen) of netwerken tussen bedrijven. Maar bij projecten lopen die twee dwars door elkaar heen.

Voorbeelden
Wat is de geografische dynamiek van projecten? Wat trekt projecten aan? Ik werd getriggered door een paar voorbeelden die ik de laatste jaren tegenkwam:

In Leuven, België, staat een toplaboratorium voor micro-electronica onderzoek (IMEC), uniek in de wereld. Daaromheen is een project economie ontstaan: veel high tech bedrijven hebben tijdelijke vestigingen geopend in de buurt van het lab, en doen mee in allerlei researchprojecten op het gebied van nanotechnologie en microelectronica. Hier is dus top-infrastructuur de magneet voor projecten en slimme mensen. Uit projecten ontstaan vaak ook nieuwe bedrijven.

In de Finse stad Turku worden cruiseschepen gebouwd. Elk schip is een (groot!) project, met wisselende toeleveranciers en andere partners. Rondom de scheepswerf hebben zich tijdelijk allerlei toeleveranciers gevestigd, die delen van het schip bouwen (waaronder bijvoorbeeld een Italiaanse firma die het casino bouwt). Als de opdracht klaar is, vertrekt het bedrijf. De werf is een stad op zich, ook met tijdelijke huisvesting voor arbeiders die worden ingevlogen uit Polen en de Baltische staten.

Een scriptante die goed ingevoerd is in het uitgaansleven schreef bij mij een scriptie over de organisatie van grootschalige feesten. In Amsterdam zitten bedrijfjes die concepten ontwikkelen voor party’s (decors, thema’s etc). De party’s zelf worden in heel Nederland geoganiseerd: men gaat op zoek naar geschikte locaties en daar wordt het concept ‘uitgevoerd’. Ergo: de projectontwikkeling en projectleiding zit in Amsterdam; de uitvoering vindt verspreid plaats over het hele land (of in Ibiza).

Autofabrikant BMW besloot in 2006 om een nieuwe dieselmotor te ontwikkelen samen met PSA (Peugeot Citroen). Die motor was bestemd voor de nieuwe MINI (onderdeel van het BMW concern), en BMW hoopte te profiteren van de specifieke kennis van PSA op het gebied van kleine dieselmotoren. De ontwikkeling vond plaats in Munchen (in het technologiecentrum van BMW), door een team van ingenieurs van beide bedrijven. Het team werd ontbonden toen de klus was geklaard.

Tijd en plaats krijgen een nieuwe betekenis. Volgens mij weten we nog veel te weinig over de dynamiek van de ‘volg-tijdelijke’ projecteconomie. Hoe verhoudt zich de permanente organisatie tot het tijdelijke project? en: wat betekent het voor stedelijk economisch beleid, en stadsplanning? Welk type vruchtbare projectomgevingen zijn er, en kun je die creëren? Waar zitten de projectleiders? Welke harde en softe factoren helpen om vernieuwende projecten te faciliteren? Hoe kunnen projecten een bijdrage leveren aan de lokale economie? Hoe kun je projecten ‘mappen’ en de stedelijke projectdynamiek in kaart brengen?
Als ik genoeg tijd had zou ik daar aan willen werken....

donderdag 9 juli 2009

Back to life, back to urbanity

Samen met Luis de Carvalho, een Portugese PhD student (en goede vriend) werk ik aan een artikel over de relatie tussen stedelijkheid en kennisontwikkeling. De titel is 'back to life, back to urbanity'. We gaan het presenteren tijdens de Knowledge Cities Summit, een congres over kennissteden dat wordt gehouden in Shenzen, van 5-8 November (http://www.kcsummit2009.com/) Het lijkt een internationale trend om kennisinstellingen steeds meer te integreren in het stedelijk gebied. In Amsterdam zien we het ook gebeuren. Voorbeelden zijn de Amstelcampus (zie eerdere blogpost), en de Zuidas, waar de VU steeds meer deel van gaat uitmaken (zie www.zuidas.nl). Hieronder een korte schets van het artikel

Back to life, back to urbanity. On the re-urbanisation of knowledge
Over the last decades, many European cities developed mono-functional science parks/technology parks on the edge of the city, at suburban locations. More recently, however, we see a ‘re-urbanisation’ of knowledge. One the one hand, an increasing number of European cities develop mixed urban knowledge quarters that are fully integrated in the urban fabric. On the other hand, we see efforts to ‘urbanise’ the traditional, mono-functional science/technology parks and campuses. They are being redeveloped to include residential functions, leisure, restaurants etc. In this paper, we discuss the reasons and rationale behind this re-urbanization of knowledge: changing practices of knowledge creation, new preferences of knowledge workers, and the emergence of a project-economy. We illustrate our point by comparing two examples. The first is the ‘digital hub’ in Dublin, an inner city location that is to become the main hotspot for digital media firms in Ireland. The second example is the Eindhoven High Tech Campus. This sub-urban science park is transformed into an open campus with ‘urbanity’: interfirm and interpersonal interaction are promoted in various ways, and a number of amenities are developed on-site.

woensdag 8 juli 2009

Inspiratie uit Finland

Bezoek aan Tampere, Finland

Vorige week was ik een paar dagen in Tampere, Finland. Voor een gezelschap van ambtenaren en projectontwikkelaars uit acht Europese steden had ik een studiebezoek georganiseerd naar deze stad, over ontwikkeling van de stedelijke kenniseconomie. We bezochten een tweetal scienceparks, en luisterden naar presentaties van ambtenaren, wetenschappers en ondernemers; ook was er veel ruimte voor (kritische) vragen van onze kant. Hier wat impressies.

Finnen lopen voorop

De Finnen lopen al jaren voorop op het gebied van innovatie, en ze voeren vaak de goede lijstjes aan. Tampere, de 2e stad van Finland, is van oudsher een industriestad. Men is er beter dan heel veel andere Europese industriesteden in geslaagd om in 20 jaar tijd de economische structuur volledig om te buigen richting een kenniseconomie. De industrie is nog altijd belangrijk maar is omgevormd tot een high-tech sector, met marktleiders in heel specialistische nichemarkten. Oude fabrieken in het centrum zijn prachtig omgebouwd tot cultuurtempels en uitgaanscentra. Sterke groeisectoren zijn de ICT sector (met Nokia als grootste werkgever), life sciences, en de zakelijke dienstverlening. De belangrijkste stap was het aantrekken van een dependance van twee universiteiten (een algemene en een technische) uit de hoofdstad, in de jaren ’60. Vanaf het begin waren de universiteiten sterk betrokken op het bedrijfsleven (m.n. de industrie) en dat heeft sterk bijgedragen aan het innovatieve vermogen van bedrijven. Ook zorgde de universiteit voor de instroom van getalenteerde jongeren, en er onstond een cultureel klimaat. Zie http://web.mit.edu/lis/papers/LIS02-002.pdf

Innovatiesysteem

De Finnen lijken bijzonder bekwaam in het organiseren van een regionaal innovatiesysteem. De stad stelt economische prioriteiten, die ook nationaal worden erkend en ondersteund. Er is een veelheid aan vrij effectieve intermediare organisaties (‘institutional thickness’) waardoor bedrijven en kennisinstellingen elkaar eenvoudig weten te vinden. Men praat niet alleen maar doet ook echt veel. Door de beperkte omvang van de stad (200,000 inwoners) kennen de hoofdrolspelers elkaar goed. Met name de prestaties in het life science cluster zijn indrukwekkend. Zie http://www.finnmedi.fi/english/. De onderzoeksprogrammering van universitaire onderzoeksgroepen is gebaseerd op marktkansen, en interdisciplinair onderzoek in life sciences komt er echt goed van de grond. Tampere huisvest 50% van alle start-ups in life sciences in Finland, en het aantal werknemers in de lifescience (zo’n 5000) groeide nergens zo snel als hier. Alle spelers zitten vlak bij elkaar op een campus (wel vlakbij de binnenstad), wat de communicatie vereenvoudigt.

Innoveren met studenten

Een recent interessant initiatief waar we op werden gewezen is Demola: een samenwerking tussen lokale ICT bedrijven (waaronder Nokia) en de twee universiteiten in de stad, ondersteund door de gemeente (zie www.demola.fi). Demola is een multidiciplinair open innovatie omgeving voor de ontwikkeling van digitale producten en diensten. Het platform koppelt studenten (liefst interdisciplinaire groepen) aan ondernemingen, om gezamenlijk te werken aan concrete innovatie projecten. Studenten kunnen inschrijven op een project, maar ook zelf voorstellen indienen. Inmiddels faciliteert Demola tientallen multidisciplinaire teams die bezig zijn met de meest uiteenlopende onderwerpen, variërend van technische applicaties voor mobiele telefoons tot een business plan over ecotourisme. Studenten kunnen projecten inbrengen voor studiepunten.

Voor bedrijven is Demola interessant: het biedt ze een kans om te experimenteren met web-based samenwerking in innovatie, en ze komen in contatc met slimme studenten die hun problemen oplossen. Studenten vinden het boeiend om aan een ‘echt’ project te werken, multidisciplinar, en krijgen extra begeleiding vanuit de onderneming. Ik vond het heel inspirerend, en zeer de moeite waard om te kijken of zoiets in Nederland ook kan, op dit niveau.

Niet alles koek en ei

Het is niet allemaal koek en ei in Tampere. Een hoogleraar vertelde ons dat het universitaire systeem in zijn voegen kraakt. Er is geen limiet aan de studieduur, geen collegegeld, en alle boeken zijn gratis. Veel studenten studeren daarom heel lang, wat de druk op docenten vergroot. Het aantal studenten per docent is veel hoger dan het Europese gemiddelde. Een ander pervers effect is dat buitenlandse studenten niet erg welkom zijn. Ondanks grote belangstelling worden er nauwelijks buitenlandse studenten toegelaten. Logisch: ze leveren de universiteit niks op (ook zij betalen geen collegegeld), en vergroten de druk op docenten verder. Op termijn kan dit de Finnen duur komen te staan: Buitenlandse studenten zijn potentiele hoogopgeleide werknemers (er zijn nu al tekorten in Tampere), ambassadeurs voor de stad, of mogelijke toekomstige investeerders.....