donderdag 15 september 2011

Vergaderend naar de top in de kenniseconomie

De topsectoren
Het bedrijvenbeleid krijgt vorm. Het kabinet gaat onderzoek fiscaal (nog) aantrekkelijker maken, buitenlandse kenniswerkers komen gemakkelijker binnen, innovatief ondernemerschap wordt gestimuleerd. En het kabinet maakt werk van de negen geselecteerde topsectoren. Binnen die sectoren moet meer in kennis geïnvesteerd worden, vooral door bedrijven (private R&D investeringen blijven achter). Ook moeten onderzoeksagenda’s en onderwijsprogramma’s beter aansluiten bij de wensen van de topsectoren. Geld voor onderzoek (NWO, TNO, maar ook universiteiten) zal langzaam maar zeker steeds meer naar deze sectoren verschuiven.

Een sectorale aanpak heeft een aantal bekende nadelen.. Je weet nooit of de winnende sectoren van vandaag ook morgen nog de beste keuze zijn. Nieuwkomers staan op achterstand, terwijl het doel juist is om innovatie te stimuleren. En ander probleem is de sterke verwevenheid tussen sectoren: denk aan de vele raakvlakken tussen de topsectoren chemie, energie, en Hightech systemen en materialen. Juist op de snijvlakken ontstaat vernieuwing. Hoe zinvol is zo’n sectorale indeling dan voor innovatiebeleid? Maar dit terzijde.

Wie niet in een stuurgroep zit telt niet mee.
De Nederlandse kenniseconomie is al jaren een vergader en lobbycarrousel, en met de nieuwe plannen wordt het er niet beter op. Binnen elk van de 9 topsectoren moeten ‘innovatiecontracten’ worden afgesloten, door partners uit de gouden driehoek (bedrijfsleven, overheid en kennisinstellingen), waaraan ‘partijen uit de hele kennisketen inhoudelijk en financieel committeren’. De huidige technologische top instituten (TTIs) moeten plaats gaan maken voor ‘Topconsortia voor Kennis en Innovatie’ (TKI’s) waarin, voortbouwend op succesvolle initiatieven, ‘meerdere partijen vraaggestuurd samenwerken aan onderzoek en valorisatie op innovatiethema’s over de gehele keten’. Dat wordt vergaderen en nog eens vergaderen, met stuurgroepen, regiegroepen, verbindingscoördinatoren, regionale overheden, brancheorganisaties, MKB clubs en noem maar op. Er gaat heel veel tijd zitten in het verdedigen van bestaande belangen, en het zoveel mogelijk onderbrengen van lopende projecten in de nieuwe structuren. Grote bedrijven en instellingen domineren het speelveld, wat de kleintjes hebben geen tijd voor dit soort werk, of ze weten de weg niet. Gelukkig is die tijd wel aftrekbaar: het kabinet ontwikkelt een fiscale maatregel waarmee bedrijven hun bijdragen aan Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s) in mindering kunnen brengen op de winstbelasting (RDA+, aftrek indicatief 25%). Maar of het innovatie gaat opleveren? Het begrip innovatiecontract is natuurlijk al een contradictio in terminis.

De regio's doen het ookIntussen gebeurt er in de regio’s ook van alles. De Noordvleugel van de Randstad stimuleert ook topsectoren (bijna dezelfde als nationaal), in de Economic Development Board Amsterdam; ook hier wordt flink vergaderd en gelobbyd in zgn. “clustertafels” (er is 50 miljoen beschikbaar!), en ook hier moet de triple helix vorm krijgen. Min of meer hetzelfde gebeurt in de Zuidveugel, Twente, de Brainport (Eindhoven en omgeving), en vele andere regio’s. Afstemming tussen regio’s laat te wensen over, waardoor vaak weer niet de kritische massa wordt behaald die nodig is (zie mijn eerdere blog over life sciences, en hoe de Vlamingen dat wel goed aanpakken).

Een kenniseconomie uitbouwen is moeilijk, we moeten het nog leren. Maar ik verwacht dat de echte vernieuwing de komende jaren komt van mensen en bedrijven die niet meevergaderd hebben. En dat het toerisme de grootste groeisector van Nederland zal zijn.

1 opmerking:

  1. Geachte Willem van Winden,

    Wij moeten voor ons PO economie een interview houden. Graag wouden wij u wat vragen stellen via email, maar wij konden u mail adres niet vinden.
    Zou u contact op willen nemen via ndad@live.nl

    Alvast bedankt,

    Met vriendelijke groet,

    David Krantz leerling Drachtster Lyceum.

    BeantwoordenVerwijderen