woensdag 21 april 2010

De toekomst van het hoger onderwijs in Nederland

De Commissie Veerman heeft recent een uitstekende analyse gemaakt van het hoger onderwijs in Nederland, en concludeert dat het huidige stelsel niet toekomstvast is (zie link naar het rapport hieronder). Het voert te ver om de hele analyse samen te vatten maar ik vind het een knap stuk werk en deel de inhoud grotendeels. Dat gezegd hebbende pik ik er vier dingen uit die bij mij vragen oproepen.

1. De commissie houdt vast aan de waarde van het onderscheid tussen WO en HBO, en pleit ervoor dat universiteiten zich weer meer moeten gaan richten op onderzoek en academische vorming (weg met de massastudies waar nauwelijks een link met onderzoek is), en HBO instellingen op beroepsonderwijs. Het klinkt goed. Maar feitelijk komen nu verreweg de meeste universitaire studenten gewoon na hun studie in een beroep terecht, en niet in het onderzoek. Moeten al die studenten in de toekomst bij het HBO aankloppen? Dat zullen ze m.i. alleen willen als de status van HBO onderwijs beter wordt, en dat lukt alleen als de moeilijkheidsgraad flink omhoog gaat, studenten meer uitgedaagd worden, en het niveau van de docenten omhoog gaat. Ik acht de meeste HBO-instellingen daartoe voorlopig niet in staat, alleen al omdat momenteel minder dan de helft van de HBO docenten een Mastertitel heeft. Voor de meeste VWO-ers is het HBO als lang geen optie meer (de VWO instroom in het HBO is gedaald van 20% in 1996 naar 10% nu) en dat zal niet snel veranderen. Het zou ook helpen wanneer er meer mobiliteit is tussen HBO onderwijs en bedrijfsleven, bijvoorbeeld via docentstages. Teveel HBO docenten weten niet (meer) hoe de praktijk in elkaar zit en studenten hebben dat snel in de gaten. Hierover zegt de commissie niets.

2. Het belonen van prestaties van de instellingen moet anders. Nu krijgen instellingen geld naar rato van het aantal studenten; dat leidt tot imitatiegedrag om maar zoveel mogelijk studenten aan te trekken (want daar is de financiering op gebaseerd), of de keuze voor ‘trendy’onderzoeksthema’s waar veel subsidie te halen is. De commissie vindt terecht dat hogescholen en universiteiten zich beter moeten profileren, en stelt dat de bekostiging meer moet plaatsvinden op basis van dat profiel i.p.v. op aantallen studenten. Maar nergens geeft men aan hoe dat zou moeten: het rapport “roept partijen op om hierover na te denken”. Het lijkt me dat de commissie op zn’ minst toch een aantal opties had kunnen bedenken, want het is een wezenlijk punt dat raakt aan de kern van het advies. Ik geloof niet in profilering via prikkels aan de aanbodzijde, dat ontaardt in bureaucratie en strategisch gedrag.

3. Professionele HBO-masters moeten volgens de commissie door de overheid bekostigd gaan worden (gebeurt nu nog niet, alleen tijdelijk), maar dan alleen als de arbeidsmarktrelevantie aantoonbaar groot is. Mijn ervaring is dat dit soort Masters veel meer ‘rendement’ opleveren –en voldoening voor de docent!- als een student een paar jaar werkervaring heeft, en de commissie constateert dat ook. Waarom niet alleen dit soort Masters bekostigen waarbij werkervaring een toelatingscriterium is? En ook een flink hogere bijdrage vragen van de student of zijn werkgever, want die profiteren er direct van.

4. De commissie constateert maar weer eens dat we in Nederland achterlopen op het gebied van life-long-learning (LLL) in het hoger onderwijs; tegelijk hebben we wel een groot aantal private aanbieders op de markt van onderwijs voor professionals (bedrijven geven bakken met geld uit aan scholing van hun meestal hoogopgeleide werknemers). De commissie noemt dit ‘onevenwichtig’, maar waarom eigenlijk? Waarom zouden marktpartijen het minder goed doen? Zij zijn bij uitstek vraag georiĆ«nteerd en veel flexibeler dan de vaak rigide HBO-opleidingen. De traditionele kennisinstellingen hebben allang geen monopolie meer op kennisontwikkeling en –overdracht; het is een vitale bedrijfstak geworden.
De commissie adviseert om LLL te stimuleren door over te gaan tot onderwijsrechten: iedereen krijgt recht op een aantal jaren onderwijs en mag zelf bepalen wanneer hij of zij er gebruik van maakt. Je kunt je afvragen waarom het een overheidstaak is om volwassenen (met werk) te subsidiĆ«ren die in hun eigen toekomst –of hobby, bijvoorbeeld kunstgeschiedenis- willen investeren. Ik mis, meer in het algemeen, een fundamentele analyse over de rol van de overheid in de onderwijsmarkt. De commissie is behoedzaam om dit politiek gevoelige punt heen gevaren, en dat is jammer.

Lees hier het hele rapport:
http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ocw/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2010/04/13/brief-aan-de-tweede-kamer-over-rapport-commissie-toekomstbestendig-ho-stelsel.html

Geen opmerkingen:

Een reactie posten