donderdag 8 juli 2010

Gelezen in NRC-Handelsblad: MSD weg uit Oss

MSD, een reuzenfarmaceut met 100.000 werknemers, moet bezuinigen. Het bedrijf schrapt wereldwijd 15000 banen, waarvan 2.175 in Oss. Opmerkelijk is dat de onderzoeksafdeling wordt opgedoekt (gespecialiseerd in anticonceptie en vruchtbaarheidsbehandelingen) maar dat de productieactiviteiten wel blijven –voor hoe lang?-. Het onderzoek wordt naar de VS verplaatst.

Is het erg dat dit gebeurt? Ja, natuurlijk voor sommige werknemers. Ook voor de regio (het was een van de grootste werkgevers van Oss), en voor Nederlandse belastingbetaler. Het bedrijf was tot voor kort het Nederlandse Organon. In 2007 werd het opgekocht door Schering Plough, dat daarna weer opging in het Amerikaanse MSD. In totaal ontving het bedrijf in de afgelopen 10 jaar 25 miljoen (!) aan onderzoekssubsidies, dat is de helft van alle subsidies voor de life science industrie. De resultaten daarvan –in de vorm van nieuwe producten en patenten, die veel geld op kunnen leveren- komen nu dus niet in Nederland terecht, maar in de VS. MSD was vooral geïnteresseerd in de nieuwe patenten –o.a. voor een medicijn tegen schizofrenie-, en niet in de onderzoekscapaciteit in Oss.

Zijn we de kennis en kenniswerkers nu kwijt? Niet per se. Sommige werknemers zullen wellicht naar de VS verhuizen; anderen zoeken een baan in de Nederlandse life science industrie.

Minister Maria van der Hoeven kan niks doen, zegt ze: een bedrijf mag zijn eigen afwegingen maken. Intussen ligt er een levensgrote vraag op het bordje van EZ: wat zijn de gevolgen voor het innovatiebeleid? Hoe er bijvoorbeeld voor te zorgen dat onderzoekssubsidies niet over de grens gesluisd worden. Ik zou wel eens willen weten wat het maatschappelijk rendement is van nationale onderzoeks- en innovatiesubsidies in een hyper-mondiale kenniseconomie.

MSD kijkt nu of er een ‘life science campus’ ontwikkeld kan worden waar kleine bedrijven zich kunnen ontwikkelen. Maar zoveel van dit soort bedrijven zijn er niet, en de kans dat de ontslagen werknemers van MSD massaal voor zichzelf gaan beginnen is heel klein: in deze sector is het starten van een bedrijf heel moeilijk gezien de complexiteit, de strenge testen en de grote onzekerheid of onderzoek wel zal leiden tot nieuwe commerciële successen. Bovendien zijn er al minstens drie steden in Nederland die een life sciences cluster ambiëren: Leiden, Amsterdam, en Utrecht. Misschien is het beter om daarbij aan te haken in plaats van nog meer versnippering te creëren. In Europa zijn er maar heel weinig life sciences clusters die er echt toe doen: Kopenhagen/Malmo, Munchen, Parijs, en Cambridge/Oxford. In Nederland kunnen we in die ‘league’ alleen meespelen als de krachten gebundeld worden.

vrijdag 2 juli 2010

Slimme nieuwe campus in Aken

Deze week heb ik een studiereis georganiseerd naar Aken, om meer te weten te komen over de ambitieuze plannen voor een nieuwe campus. Ik ben onder de indruk geraakt van de degelijke en doordachte manier waarop men te werk gaat.

Aken heeft een grote technische universiteit, een van de grootste van Duitsland: de RWTH (Rheinisch-Westfalische Technische Hochschule).

Alle technische disciplines zijn vertegenwoordigd, en een aantal jaar geleden kreeg de RWTH het predicaat ‘excellente universiteit’ en behoort daarmee tot de elite van onze oosterburen. Alleen: de stad profiteerde van oudsher economisch maar weinig van haar kennisinstelling. Studenten vetrokken na hun studie, vooral richting het zuiden (Munchen, Stuttgart) waar de meeste technologiebedijven zitten. De laatste jaren is het de RWTH gelukt om veel onderzoeksprojecten samen met de industrie op te zetten. Het is nu de universiteit met de grootste projectportefeuille van Duitsland, nog voor Munchen.

Op die kracht wordt nu verder gebouwd, met de ontwikkeling van een enorm ambitieus campusgebied. Op twee plekken in de stad verrijst een nieuwe campus, en de komende 10 jaren wordt 2 miljard euro geïnvesteerd. De universiteit heeft een speciaal bedrijf opgericht, de Campus GmbH, om het project te realiseren.

Bijzonder aan de campus is het sterke concept. Dat is geënt op de cluster-gedachte: zet onderzoeksgroepen naast bedrijven die in dezelfde technologie geïnteresseerd zijn, en laat ze samen nieuwe dingen bedenken. De RWTH heeft intern een aantal sterke onderzoek-speerpunten geïdentificeerd (met voldoende massa), en vervolgens aan technologiebedrijven gevraagd of ze zich in hetzelfde cluster op de campus willen vestigen. Daar moeten ze wel wat voor doen: een contract tekenen, waarin de aangeven hoeveel contractonderzoek ze gaan doen voor de universiteit, en welke onderwijsverplichtingen ze op zich willen nemen. Onderwijs is dus part of de deal: men hoopt dat de kwaliteit van het onderwijs toeneemt als managers uit het bedrijfsleven komen vertellen hoe het echt werkt. Werknemers van de bedrijven kunnen overigens tegen gereduceerd tarief een part-time masteropleiding aan de RWTH volgen. De nieuwe campus gaat dus bestaan uit een aantal gespecialiseerde ‘mini-campussen’, elk met een toekomstvast en interdisciplinair onderzoeksthema, en soms ook aangevuld met TNO-achtige onderzoeksinstituten zoals Fraunhofer.

Ik zie er wel wat in. Het sterke is dat onderzoek altijd centraal staat, en de universiteit houdt de regie. In toegepaste onderzoeksgebieden –zoals windenergie, verbrandingsmotoren, of nieuwe materialen- is het logisch om heel nauw met bedrijven samen te werken. Er zit veel kennis in bedrijven waar de universiteit niet over beschikt. In dit concept geven bedrijven echt lange-termijn commitment aan de samenwerking, en helpen ook om het onderwijs beter te maken. Het is dus veel strategischer dan voorheen. En je zet ze echt fysiek heel dicht bij elkaar.

Een ander sterk punt is de architectuur en het business-model. Huurders van de campus –bedrijven, of instellingen- kunnen aangeven wat voor faciliteiten ze nodig hebben, en daar wordt hun gebouw dan op aangepast (dan moeten ze wel 10 jaar blijven). Vervolgens wordt een investeerder gezocht. Er is ook voldoende massa, zodat er per ‘mini-cluster’ in specifieke labs kan worden geïnvesteerd. De huren zijn volledig marktconform, er zit geen cent subsidie bij. Overigens sluit het model samenwerking met externen die niet op de campus zitten geenzins uit.

En: Het werkt. Al meer dan 80 bedrijven hebben een samenwerkingsovereenkomst getekend en komen dus naar de campus; de meeste daarvan waren voorheen niet in Aken actief. Al met al wordt verwacht dat er 5,000 kenniswerkers bijkomen dankzij de campus. De bedrijven komen heel graag, ook al omdat het (oa door de vergrijzing) steeds moeilijker wordt om aan afgestudeerde technici te komen. Dit concept biedt hun de kans om bovenop het talent te zitten.

De Duitsers hebben het goed voor elkaar, en zo’n kijkje over de grens zet ook de situatie in Amsterdam even in perspectief. En dat stemt niet vrolijk. Vergelijk dit doordachte concept met ‘onze’ Amstelcampus en het Science Park, en je beseft welke kansen er in Amsterdam blijven liggen. En je krijgt als stad of universiteit niet elk jaar de kans om een campus te bouwen.

Stedenbouwkundig vind ik het overigens allemaal wat minder geslaagd in Aken. Er wordt te weinig gemixt (vooral in het verstgelegen deel van de campus), en waarschijnlijk kun je er na werktijd een kanon afschieten omdat er verder in het gebied niks te doen is.

Voor wie meer wil weten:

http://www.rwth-aachen.de/go/id/zdb