Al jaren probeert de regering de kenniseconomie te stimuleren door alleilei subsidies en fiscale regelingen. Maar die zijn te eenzijdig gericht op wetenschappelijke en technologische kennis, en het zijn de multinationals die er met de buit vandoor gaan.
Als bedrijven investeren in wetenschappelijk of technologisch onderzoek, komen ze in aanmerking voor overheidssubsidies of flinke belastingkortingen. In de praktijk strijken zeer winstgevende multinationals als Philips, Shell, Unilever en Akzo strijken voor miljoenen aan subsidies op, het leeuwedeel. Ze kennen de regels precies, en ze weten hoe ze de aftrek en subsidies kunnen maximeren. Bovendien hebben ze veel invloed in Den Haag en Brussel. Het is de nieuwe vorm van staatssteun. Kleinere technologiebedrijven hebben al meer moeite om de subsidiepotten te vinden.
De gedachte achter deze regelingen is dat bedrijven niet alle baten van onderzoek en ontwikkeling kunnen ‘internaliseren’: Ook bedrijven die niet hebben meebetaald profiteren mee van de nieuwe kennis en inzichten, en gebruiken die om geld mee te verdienen. De nieuwe kennis ‘sijpelt door’ naar de rest van de economie. De afwezigheid van subsidies zou leiden tot een onderinvestering in wetenschappelijk en technologisch onderzoek, met negatieve effecten op innovatie en uiteindelijk, de de nationale welvaart.
Het opmerkelijke is dat bedrijven in de dienstensector, goed voor 80% van de economie, sowieso niets krijgen. Dat komt omdat de regelingen uitsluitend bedoeld zijn voor wetenschappelijk en technologisch georienteerd onderzoek. En dat is niet meer van deze tijd. In de kenniseconomie moeten alle bedrijven, niet alleen high-tech bedrijven, zichzelf en hun producten/diensten voortdurend vernieuwen om concurrerend te blijven. Innovatie is daarmee veel breder dan alleen wetenschap en techniek. Ook nieuwe diensten, logistieke concepten, business modellen of nieuwe vormen van human resource beleid vallen er onder. Een klassiek voorbeeld is het succes van Dell, dat in de jaren ‘90 de PC markt volledig op zn kop zette, niet met nieuwe technologie maar met een nieuw logistiek concept waarbij de consument thuis via Internet zijn eigen PC naar wens kon configureren. Een recenter voorbeeld is het ING direct, een zeer succesvol online banking concept dat wereldwijd een grote hit is. Dit type innovaties kan veel teweeg brengen en tot veel welvaartwinst leiden, zeker in Nederland met haar sterk ontwikkelde dienstensector.
En ook voor dit type innovaties geldt dat er vaak grote investeringen nodig zijn om ze te realiseren, dat de risico’s groot zijn, en, belangrijker, dat er sprake kan zijn van flinke weglek-effecten. Want een nieuw business model of logistiek concept kan ook door de concurrentie worden overgenomen, en dat gebeurt aan de lopende band. Bovendien zijn dit type ‘softe” innovaties veel moeilijker te beschermen dan technologische innovaties d.m.v. bijvoorbeeld patenten. We zouden hier dus hetzelfde argument kunnen gebruiken: bij de afwezigheid van subsidies zullen bedrijven te weinig in vernieuwing investeren. En dat leidt tot welvaartsverlies.
Moet het ministerie van EZ dan maar subsidies verstrekken voor alle vormen van innovatie? Liever niet, want zoiets is totaal onuitvoerbaar. Een enorm bureaucratisch apparaat zou dan moeten gaan beoordelen welke investeringen in aanmerking komen voor subsidie en welke niet. Beter is het om het eenzijdig technologie georienteerde innovatiemodel los te laten, en te onderkennen dat in een kenniseconomie alles op vernieuwing en verbetering gericht zou moeten zijn. Daarmee wordt het onderscheid tussen innovatieve en niet innovatieve activiteiten steeds moeilijker hanteerbaar. Het zou een goed idee zijn om in Europees verband alle nationale technologie- en innovatiesubsidies af te schaffen, en in plaats daarvan een generieke belastingkorting te geven. Of, nog beter, het vrijgekomen bedrag investeren in hoognodige verbetering van het onderwijs.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten